Home
Browse
Create
Search
Log in
Sign up
Upgrade to remove ads
Only $2.99/month
geschiedenis hoofdstuk 4 leerdoelen
STUDY
Flashcards
Learn
Write
Spell
Test
PLAY
Match
Gravity
Terms in this set (22)
Ontginningen en vooruitgang in de landbouwtechniek leidden in de 14e eeuw tot een groei van de bevolking: er was voldoende voedsel voor iedereen. Langzamerhand begon men de landbouw(technieken) uit te breiden, wat leidde tot betere middelen. Vooral in West-Vlaanderen en Noord-Duitsland waren deze veranderingen aanwezig. De bevolking groeide exponentieel, waardoor uiteindelijk steden weer zouden groeien. De trek naar de steden was voornamelijk een gevolg van de vooruitzichten die de steden gaven.
Je kunt beschrijven waar, wanneer en waardoor vooral vanaf de elfde eeuw grote ontginningen plaatsvonden en welke gevolgen dat had voor de bevolkingsgroei
Na Noord-Italië volgden ook Vlaamse steden zoals Brugge. Later ontstond ook in de Franse Campagnestreek een handelsverband. Brugge, Toscane en Venetië troffen elkaar op de jaarmarkten in de Campagnestreek. In alle gebieden was sprake van handelsgroei en vooral de nijverheid groeide enorm dankzij de toenemende specialisatie van de bevolking. Uiteindelijk zette trend zich ook door naar andere gebieden: nijverheidshandel.
Je kunt voorbeelden geven van gebieden met stedelijke groei en toename van handel en nijverheid vanaf de elfde eeuw, en je kunt die gebieden met elkaar vergelijken
De autarkische samenleving van de vroege middeleeuwen zorgde voor een verval van communicatie in de vorm van handel en cultuur. Mensen leefden gescheiden. In de late middeleeuwen kwamen grote handelssteden op en deze gingen handelen met elkaar. De steden werden weer bevolkt en handelsroutes ontstonden. Hierdoor kon de economie herleven, waardoor op den duur ook de geïsoleerde gemeenschappen ten onder gingen.
Je kunt het belang beschrijven van de overgang van een landbouwsamenleving in de vroege middeleeuwen naar een agrarisch-urbane samenleving in de late middeleeuwen
Handelaren stonden samen veel sterker: handelsgilden zoals de Hanze (Noordwest-Europa) konden gezamenlijk veel meer winst behalen. Daarnaast konden ze risico spreiden. Naast de grote Hanze ontstonden er jaarmarkten, de kruispunten van het Vlaamse en Noord-Italische handelsnetwerk. Langzamerhand werd deze economische groei ook gedeeld met de rest van Europa. Zo ging Venetië bijvoorbeeld handelen met de Byzantijnen en de Belgen met Portugal en Spanje. Er ontstond een uitgebreid handelsnetwerk waar alle grote partijen van konden profiteren. Deze welvaart werd vervolgens in de steden geïnvesteerd.
Je kunt beschrijven hoe de economische ontwikkelingen in de Tijd van steden en staten leidden tot vernieuwing in de handel- en nijverheidsorganisatie en tot economische expansie, en je kunt daarvan voorbeelden geven
Veel horigen trokken naar de steden, omdat hier geld viel te verdienen in de nijverheid. Een horige die voor één jaar in de stad leefde werd dan ook een vrije burger. Ook op het platteland verbeterde omstandigheden, doordat leenmannen betere omstandigheden moesten aanbieden aan de horigen om ze in zijn domein te houden. De combinatie van deze gegevens duidt aan dat de vrijheid in de hele samenleving toenam en dat de feodale verhoudingen uiteindelijk werden teruggedraaid ten gunste van vrijheidsnijverheid.
Je kunt de oorzaken beschrijven van de toenemende vrijheid van de mensen en daarvan voorbeelden geven voor stad en platteland
Het gemeen ging een steeds belangrijkere rol spelen in de steden. De graaf moest naar het gemeen luisteren, omdat zij de primaire inkomstenbron werden voor de staat. Een voorbeeld hiervan is de Guldensporenslag: het gemeen wint van de Franse elite, waardoor zij lieten zien dat de gewone bevolking sterk en standvastig was. De patriciërs hadden aanvankelijk veel macht en misbruikten deze: hiertegen kwam het volk in opstand (Vlaanderen). Vorsten gaven steden privileges in ruil voor belastingen, waardoor hij de leenmannen weer buiten spel konden zetten. Dit betekende het einde van het feodalisme.
Je kunt de oorzaken beschrijven van de toenemende zelfstandigheid van steden
De handelsrelaties tussen steden versterkten de economie van de steden. Sociaal gezien kreeg het gemeen een steeds belangrijkere en invloedrijkere positie. Qua bestuur bleef de graaf oppermachtig, maar hij moest noodgedwongen luisteren naar het volk. De adel speelde dus een redelijk ondergeschikte rol, aangezien het volk hun superviseerde. Dit duidt de groei van de stedelijke burgerij aan op bestuurlijk en enigszins op sociaal gebied.
Je begrijpt dat de groei van steden consequenties hadden voor de economische, sociale en bestuurlijke verhoudingen in een land
Maatschappelijk gezien werden de gebieden steeds groter. Economische belangen werden steeds belangrijker, met als dip de vroege middeleeuwen. Vanaf de Mesopotamische beschavingen tot aan de latere middeleeuwen geldt: de burgerij wordt steeds belangrijker (behalve in de vroege middeleeuwen) en de kerk bouwt haar invloedssfeer steeds meer uit. Daarnaast waren steden in het Romeinse Rijk onderdeel van een imperium, terwijl in andere perioden steden gewoon op zichzelf waren gericht: het waren autarkische steden.
Je kunt de verschillen en overeenkomsten beschrijven tussen het leven in en het bestaan van de steden door de tijd heen
Volgens de christenen was er een verdeling van drie groepen. De geestelijken moesten bidden en was aansprakelijk voor het onderhouden van het geloof. De adel bezat en regeerde het land in de naam van God en het volk moest zorgen voor voldoende voedsel. Daarnaast werd de leiding over de geestelijke macht aan de paus gegeven, terwijl de keizer (de vorst) de wereldlijke macht van God had verkregen. Er was een duidelijke scheiding. Vanuit hun ondergeschikte positie was dit de meest aannemelijke gedachtegang.
Je kunt beschrijven hoe christenen in de middeleeuwen dachten over de wereldlijke macht en de geestelijke macht, en waarom ze zo dachten
De paus bemoeide zich veel met de wereldlijke macht van de vorsten. De wereldlijke macht probeerde op haar beurt de pauselijke macht van de investituur te ondermijnen. Dit conflict bereikte een hoogtepunt met de Investituurstijd tussen Hendrik IV en Gregorius VII. Uiteindelijk heeft Hendrik IV, nadat zijn kerkelijke ban was opgeheven, de paus afgezet en Clemens III aangewezen als nieuwe paus. Pas met het Concordaat van Worms in 1122 werden regels vast gesteld: de paus benoemde de bisschop.
Je kunt oorzaken en de gevolgen van de Investituurstrijd beschrijven
Staatkundig gezien wilde de pauselijke staat Sicilië overnemen van het Duitse keizerrijk. Dit zorgde voor toenemende spanningen. Daarnaast bleven de twee machten zich met elkaar bemoeien, omdat de paus ook een wereldlijke functie had in de pauselijke staat. Hij is namelijk kerkelijk leider, maar ook koning van het gebied rondom Rome.
Je kunt uitleggen waardoor ook na de Investituurstrijd tussen de paus en de wereldlijke heersers conflicten bleven bestaan over wederzijdse machtsoverschrijdingen
De islamitische wereld vermoeilijkte de pelgrimstochten. Toen de islamieten ook het Byzantijnse Rijk aanvielen vroeg de keizer paus Urbanus II hulp. Deze kreeg hij, omdat dit ook de onderlinge strijd tussen West-Europese leenmannen zou oplossen. Ook zou op deze manier de expansie van het christendom een feit worden. De kruistochten waren niet altijd succesvol en resulteerde uiteindelijk alleen in het ontstaan van kruisvaarderstaten.
Je kunt de oorzaken en gevolgen van de kruistochten beschrijven
Urbanus II zocht een middel om de katholieke kerk van de late middeleeuwen te verenigen. Dit lukte voor de gehele kerkelijke gemeenschap een gemeenschappelijke vijand te geven, namelijk de Seldjoeken. Hierdoor ontstond er een vurige eenheid in de kerk, waardoor de Investituurstrijd afnam. Men was drukker bezig met de vijand dan met het bestrijden van elkaar op staatkundig en religieus gebied.
Je kunt een verband leggen tussen de Investituurstrijd en de kruistochten
Met de veroveringen kregen jonge zonen kans om zichzelf te bewijzen: er viel land, plunder en aanzien te verdienen met de kruistochten. Ook de plundering van Constantinopolis is hiervan een duidelijk voorbeeld. Naast de religieuze motieven waren veel mensen uit op economische voordelen. Ook het handelsgebied van Italiaanse handelssteden werd door deze ontwikkelingen groter: ze konden weer langs Constantinopolis zonder te betalen.
Je kunt het verband leggen tussen de kruistochten en de economische ontwikkelingen
In Noordoost Europa waren nog steeds volken die in natuurgodsdiensten geloofden. Ook deze werden, onder het mom van zuivering van alle niet-christenen, onderworpen. Urbanus II probeerde ook toenadering te zoeken tussen de Roomse kerk en de Grieks-orthodoxe kerk, maar deze afkeer blijft tot op de dag van vandaag bestaan. Daarnaast werden de Kartharen in Zuid-Frankrijk bestreden door de kruisvaarders.
Je weet dat er behalve de kruistochten naar Palestina ook in Europa werd gestreden voor expansie van het christendom
Beiden waren uit op expansie van respectievelijk het christendom en de islam. Ook was het een soort godsdienstige plicht en werd in beide gevallen geweld gebruikt. Tegenstellingen zijn de gewelddadige en expansionistische aard van de islamitische jihad en de relatieve achterstand van het islamitische geloof. Het christendom bestond al langer en had haar agressieve periode al gehad, terwijl de islamieten die in de middeleeuwen hadden.
Je kunt verschillen en overeenkomsten beschrijven en uitleggen tussen de christelijke kruistochten en de jihad in de Tijd van steden en staten
Engeland, Frankrijk en de Bourgondische gebieden kenden sterke tegenstellingen. Engeland en Frankrijk hadden grote trots, die zij op elkaar africhtte in de Honderdjarige Oorlog. De Bourgondische staat bleef uiteindelijk uitgesloten door interne conflicten. Het particularisme ging hier namelijk streng in tegen de centralisatiedrang. Engeland en Frankrijk ontwikkelden zich tot nationale staten, terwijl de Bourgondische Nederlanden geen eenheid vormde: hier bleven stedelijke privileges uit de middeleeuwen zwaarder gelden.
Je kunt de oorzaken beschrijven van de opkomst van de nationale staten en je kunt daarvan voorbeelden geven
De steden kozen steeds vaker de kant van de vorst, aangezien ze wederzijds belang hadden bij elkaar. De vorst had het geld nodig, de steden gebruikten de vorst als een middel om eigen macht de krijgen en om zodoende de macht van de edelen te beperken. De steden groeiden naar elkaar toe: hierdoor onderstonden langzamerhand nationale staten, waarbij de steden op economisch vlak samenwerkten en cultureel gezien een eenheid vormden onder leiding van de regerende vorst, die slechtst beperkte directe invloed had.
Je kunt beoordelen welke rol de steden speelden bij de opkomst van nationale staten
Als er een nationale eenheid bestond dan kon de vorst ook meer voor elkaar krijgen in zijn land. Zo kon hij mensen aansporen om gezamenlijk tegen een ander land op te treden. Ook kon de vorst gebruik maken van saamhorigheid in een staat en belastingen invoeren. Centralisatie was hierbij van belang: de macht lag bij de vorst en bij niemand anders. Een voorbeeld hiervan was de Vrede van Augsburg (1555), waarin de leus cuius regio, eius religio werd bewerkstelligd. Vanaf dat moment bepaalde de vorst over het geloof van de inwoners.
Je kunt beargumenteren waarom vorsten streefden naar uniformering en centralisatie in hun staat
In de steden kreeg de burgerij - dit waren vooral handelaren - de macht indirect in handen. De vorst was grotendeels afhankelijk van de burgerij. De adel speelde hier geen rol in en de vorst probeerde door middel van centralisatie zijn eigen invloedssfeer te vergroten: hij voegde steeds meer land toe aan zijn eigen bestuursgebied. Hierdoor kwamen feodale verhoudingen te vervallen en ook de macht van de edelen nam hierdoor af.
Je kunt beschrijven hoe de rol van de adel en het belang van het feodale stelsel afnam door de opkomst van steden en staten
De steden profiteerden van het particularisme. Hierdoor konden zij zelf invloed behouden op de handel en hun winst maximaliseren. De standen wilden de beperkte macht die de nog hadden behouden en daarom moest de vorst geen centralisatie toepassen. De gewesten konden door middel van eigenbestuur de steden ondersteunen en als de vorst zou centraliseren, dan zouden al deze voordelen komen te vervallen. Privileges waren voordelig.
Je kunt beargumenteren waarom de standen, de steden en de gewesten juist wilden vasthouden aan hun particularisme tegenover de centralisatiedrang van de vorsten
In Engeland en Frankrijk ontstonden nationale eenheden dankzij de Honderdjarige Oorlog. Men voelde zich respectievelijk Engels en Frans, en daar waren ze trots op. In Bourgondië werkte dit niet zo: mensen wilde vasthouden aan hun eigen identiteit als stad of gewest. Mensen vormden hier geen nationale eenheid: maar wilde hun particularisme behouden.
Je kunt de resultaten van de staatsvorming in Engeland, Frankrijk en Bourgondië met elkaar vergelijken
OTHER SETS BY THIS CREATOR
WL NL blz 41 - eind
235 terms
WL blz 59
11 terms
WL blz 60
11 terms
WL blz 61
10 terms