het schip (de schepen)el barcohet viel ... mee... ... niet ... , maar het is gelukt! (het was niet makkelijk, minder makkelijk dan we hoopten/dachten)het zit tegen (het zit niet mee)de dingen gaan niet goedonthoud (onthouden, onthield, heb onthouden)ik .... dat woord nietde mouwla mangawe moeten de handen uit de mouwen stekenwe moeten aan het werk gaan/ we moeten aan de slag gaanoprollenkan je je mouwen ....? (omhoog doen)omlaag (=naar beneden)omhoog/ naar boven (<-> het tegenovergestelde = .....)nauwelijkswe hadden .... tijd om te lunchen (EN: barely, hardly)