Home
Subjects
Textbook solutions
Create
Study sets, textbooks, questions
Log in
Sign up
Upgrade to remove ads
Only $35.99/year
les 12 - ontwikkeling van het zenuwstelsel
STUDY
Flashcards
Learn
Write
Spell
Test
PLAY
Match
Gravity
Terms in this set (80)
waarom is het CZS een ingewikkeld systeem
Het centrale zenuwstelsel (czs) is een bijzonder ingewikkeld systeem. Het bestaat uit biljoenen cellen, en elke cel maakt tientallen tot duizenden contacten met andere cellen. Contacten met cellen in de buurt of contacten met cellen op een meter afstand. Hoe meer je je de complexiteit van het systeem realiseert, des te meer raak je verwonderd over het feit dat het zenuwstelsel meestal adequaat functioneert.
wanneer vindt de eerste aanleg van het CZS plaats?
De eerste aanleg van het centrale zenuwstelsel vindt plaats op het einde van de derde week van de ontwikkeling wanneer het ectoderm aan de dorsale zijde van het embryo zich craniaal van de primitiefstreep verdikt en de z.g. neurale plaat vormt.
van wat is het CZS afgeleid?
Het centraal zenuwstelsel is afgeleid van de neurale plaat (een deel van het ectoderm, dat door de chorda geïnduceerd werd).
wat gebeurt er tijdens het proces van de neurulatie met de neurale plaat
Tijdens het proces van de neurulatie wordt de neurale plaat omgevormd tot een neurale buis, die aanvankelijk nog via de neuroporus anterior en posterior met de amnionholte in open verbinding staat.
wat ontwikkelt er zich uit de neurale buis
Uit de neurale buis ontwikkelen zich de hersenen en het ruggenmerg.
Tijdens de neurulatie zondert zich uit het ectoderm ook nog de crista neuralis af, beiderzijds van de neurale buis gelegen. Cellen uit de crista neuralis dragen ondermeer bij aan de vorming van het perifeer zenuwstelsel
wanneer sluiten de neuroporus anterior en posterior
De neuroporus anterior sluit zich ongeveer op de 25ste dag (18 tot 20 somieten-stadium), de neuroporus posterior sluit op de 27ste dag (25 tot 31 somietenstadium). Op dat ogenblik is de neurulatie voltooid, het centraal zenuwstelsel bestaat nu als een gesloten buis. Uit de wand van de buis ontwikkelen zich neuroblasten en glioblasten, waaruit resp. de neuronen en de steuncellen van het zenuwstelsel ontstaan.
wat ontstaat er uit de holte van de neurale buis? hoe ontstaan de drie primaire hersenblaasjes , wat zijn de namen?
Uit de holte van de neurale buis ontstaan het ventrikelsysteem van de hersenen en het centraal kanaal van het ruggenmerg. Het craniaal deel van de neurale buis zet sterk uit, hier ontstaan de drie primaire hersenblaasjes: het prosencephalon, het mesencephalon en het rhombencephalon. Het niet uitgezette deel - caudaal van het rhombencephalon - wordt de medulla spinalis of het ruggenmerg.
uit wat bestaat de and van de neurale buis
De wand van de neurale buis bestaat oorspronkelijk uit een enkele laag cellen (de neuro-epitheliale cellen) waarvan de kernen dicht bij de centrale holte liggen. Dus oorspronkelijk bestaat de wand van de neurale buis uit een pseudogestratifiëerd epitheel met lang uitgetrokken cellen, die snel delen. Nadat de buis is gesloten, delen de cellen zich en wordt het epitheel meerrijg. De plaats van de kern is afhankelijk van het stadium van de celcyclus.
wanneer start de cytodifferentiatie in de neurale buis
De cytodifferentiatie in de neurale buis begint op de 24ste dag in het gebied van het rhombencephalon en schrijdt vandaar verder in craniale en caudale richting.
vanwaar zijn de precursoren van de meeste celtypes die we in het CZS vinden afkomstig
De precursoren van de meeste celtypes die we in het centraal zenuwstelsel aantreffen, nl. de verschillende types van neuronen, de meeste gliacellen en de ependymcellen, zijn afkomstig van de neuroepitheliale cellen.
verklaar wat de de neuroblasten allemaal doen
De cellen die zich als eerste vrijmaken zijn de neuroblasten waaruit zich later de verschillende types van neuronen ontwikkelen. Terwijl de kiemcellen tegen de binnenwand van de neurale buis blijven liggen en daar verder delen, migreren de neuroblasten, die hun vermogen om te delen verliezen, naar het oppervlak van de neurale buis en ze vormen er een tweede laag, tegen de periferie van de eerste laag. Deze nieuwe laag is de mantelzone, en het kiemepitheel wordt nu de ependymale zone genoemd.
verklaar wat de mantelzone allemaal doet
De mantelzone wordt breder naarmate ze meer neuroblasten bevat. De differentiërende neuroblasten van
de mantelzone vormen uitlopers (neurieten genoemd), omdat het op dit stadium niet mogelijk is om
axonen van dendrieten te onderscheiden.
wat vormt de derde laag
De neurieten vormen een derde laag, de marginale zone.
wat komt er na de neurolasten uit het kiemepitheel vrij?
Na de neuroblasten komen uit het kiemepitheel glioblasten vrij, die hun vermogen om te delen behouden.
Uit de glioblasten ontstaan de verschillende soorten gliacellen van het centraal zenuwstelsel. Ze
omringen de axonen van de marginale zone met een myelineschede waardoor de marginale zone een wit
uitzicht verkrijgt: de marginale zone wordt de witte stof. De cellichamen van de neuronen die in de
mantelzone blijven liggen vormen de grijze stof.
tot wat geeft de migratie van neurolasten aanleiding bij de grote en kleine hersenen
Bij de grote en de kleine hersenen geeft een bijkomende migratie van neuroblasten aanleiding tot de
vorming van een laag grijze stof aan de oppervlakte, dit wordt resp. de cerebrale cortex en de
cerebellaire cortex.
wat komt er nadat de vorming van de neuroblasten en glioblasten uit het neuro epitheel ophoudt?
Wanneer de vorming van neuroblasten en glioblasten uit het neuro-epitheel ophoudt, blijft dit laatste over
als een laag van ependymcellen die de ventrikels en het centraal kanaal bekleden.
in wat groeperen de neuroblasten van de mantelzone zich?
In de wand van de neurale buis groeperen de neuroblasten van de mantelzone zich in een lamina basalis
(ventraal) en een lamina alaris (dorsaal). De groepering leidt tot een verbreding in de laterale wand van
de buis, waardoor het centraal kanaal vernauwd wordt tot een relatief smalle spleet. De lamina basalis en
lamina alaris zijn van elkaar gescheiden door een longitudinale groeve: de sulcus limitans. In de
bovenzijde en de onderzijde van de buis, vestigen zich weinig neuroblasten. Daar blijft de wand relatief
dun, het is resp. de dakplaat en de bodemplaat.
tot wat ontwikkelt de lamina basalis, alaris en spinale ganglia zich?
De neuroblasten van de lamina basalis ontwikkelen zich tot somatische motorische neuronen, gelegen in
de ventrale hoorn (of cornu ventrale genoemd). Van daaruit vertrekken hun axonen via de radix ventralis
en de spinale zenuw naar de periferie (spieren van de romp en de ledematen).
De neuroblasten van de lamina alaris ontwikkelen zich tot associatieneuronen, hun kernen liggen
gegroepeerd in de dorsale hoorn (cornu dorsale).
Ook de neuroblasten van de spinale ganglia (ontstaan uit de crista neuralis) beginnen axonen te vormen
die naar het ruggenmerg toegroeien; ter hoogte van de dorsale hoornen maken ze synaps met de
associatieneuronen.
tot wat draagt de dakplaat en bodemplaat bij?
De dakplaat en de bodemplaat ontwikkelen zich niet verder, ze dragen vooral bij aan de vorming van
ependymcellen. Ze bevaten geen neuroblasten, wel vezels die kruisen naar de andere zijde.
wat is de canalis centralis
In het midden van het ruggenmerg is het centrale kanaal (canalis centralis) te zien. dit kanaal is gevuld
met hersenruggenmergvloeistof (liquor cerebrospinalis). rond dit centrale kanaal bevindt zich een
vlindervormige grijze stof.
in wat kan men de grijze stof van de canalis centralis onderscheiden?
De grijze stof is te onderscheiden in twee stompe voorhoornen (cornu anterius,
bij dieren cornu ventrale; buikzijde) met daarin het motorische gedeelte (voor beweging)
en twee scherpe
achterhoornen (cornu posterius, bij dieren cornu dorsale; rugzijde) met daarin gelegen het sensibele
gedeelte (voor positie-, temperatuur-, vibratie- en pijnzin).
De voor- en achterhoornen zijn met elkaar verbonden door het intermediaire gedeelte. De beide vleugels worden met elkaar door een
dwarsverbinding verbonden. De grijze kleur in dit deel van het ruggenmerg komt voort uit de
ongemyeliniseerde cellichamen van de neuronen.
uit wat bestaat de witte stof in de canalis centralis
De witte stof bestaat uit zenuwvezels die in bundels gegroepeerd liggen. De witte kleur is te wijten aan de
myelineschede die rondom de axonen van de zenuwen gelegen is. Deze vezels kunnen ofwel uit de
periferie stammen zowel als neuronen die synapsen vormen met ruggenmergneuronen die stijgen naar
hoger gelegen hersendelen (stijgende sensibele bundels). Daarnaast kunnen de vezels in deze witte stof
van hoger gelegen hersengebieden komen en naar het lichaam (dalende motorische bundels).
wat is het ganglion spinale
Het ganglion spinale, (meerv. ganglia spinalia), spinale ganglion of ruggenmergszenuwknoop is een
verdikking van de zenuwbaan (sensorische zenuwvezel) aan de rugzijde van de ruggenmerg. Hier liggen
de cellichamen van sensorische neuronen.
wat zijn sensorische neuronen?
Sensorische neuronen
Sensorische neuronen (gevoelszenuwcellen) voeren impulsen (signalen) vanaf receptoren (zintuigen) naar
het centraal zenuwstelsel. De uitlopers van sensorische neuronen liggen in het perifeer zenuwstelsel.
Bundels van sensorische neuronen worden gevoelszenuwen of sensorische zenuwen genoemd. De
cellichamen van sensorische neuronen liggen in spinale ganglia (zenuwknopen), nabij het centrale
zenuwstelsel.
wat zijn motorische neuronen?
Motorische neuronen (bewegingszenuwcellen) voeren impulsen van het centraal zenuwstelsel naar
effectoren (spieren of klieren). Bundels van motorische neuronen worden bewegingszenuwen of
motorische zenuwen genoemd. Bundels waarin zowel uitlopers van motorische als uitlopers van
sensorische neuronen voorkomen worden gemengde zenuwen genoemd. De cellichamen van motorische
neuronen liggen in het centraal zenuwstelsel.
uit wat bestaan de neuronen van de spinale ganglia?
de neuronen van de spinale ganglia ontstaan uit crista neuralis !
wat is het orthosympatische zenuwstelsel?
Het orthosympathische zenuwstelsel, ook wel het sympathische zenuwstelsel genoemd, is het deel van het
autonome zenuwstelsel dat de organen zodanig beïnvloedt dat het lichaam arbeid kan verrichten.
Hiervoor is energie nodig. Het orthosympathische zenuwstelsel bevordert dan ook de dissimilatie, waarbij
energie vrijkomt. Het andere deel van het autonome zenuwstelsel heet het parasympathische
zenuwstelsel.
Het orthosympathische deel zorgt bij activiteit van het lichaam onder andere voor een hogere
hartslagfrequentie, constrictie van de bloedvaten in de spieren (door aanwezigheid van bèta 2-receptoren
in de bloedvaten) en een hogere ademfrequentie, maar remt de spijsvertering. Wanneer het
orthosympathische zenuwstelsel niet actief is dan is het lichaam in rust, de spijsvertering dan juist wel
actief.
Bij het orthosympathische zenuwstelsel worden impulsen vanuit het ruggenmerg via de grensstrengen
naar de organen geleid. Dit wordt ook wel aangeduid als de pre- en postganglionaire vezels.
Grensstrengen zijn twee reeksen van ganglia links en rechts van de wervelkolom. Vanuit deze ganglia
lopen zenuwen naar de organen.
In het thorakaal en het bovenste deel van het lumbaal gebied (tot L2) van het ruggenmerg vormen de
neuroblasten ook een laterale hoorn (of cornu laterale); hun uitlopers lopen als preganglionaire vezels
naar de orthosympatische ganglia. Deze vezels verlaten het ruggenmerg via de ventrale hoornen. Ook in
het sacraal gebied (S2- S4) wordt een laterale hoorn aangelegd, de preganglionaire vezels van deze
neuronen lopen naar de parasympatische ganglia
vorming cauda equina
Aanvankelijk strekt het ruggenmerg zich uit over de volle lengte van de canalis vertebralis in de
wervelzuil. Als het embryo 30 mm. groot is (8° week) beginnen de wervelzuil en de dura mater sneller te
groeien dan het ruggenmerg. Dit heeft relatieve positieveranderingen als gevolg.
Het caudale einde van het ruggenmerg komt meer craniaal te liggen en door de onevenredige groei van de
wervelkolom komen de spinale zenuwen meer en meer schuin te liggen van craniaal naar caudaal. Tegen
de geboorte ligt het caudaal einde van het ruggenmerg, de conus medullaris, ter hoogte van de tweede of
derde lumbale wervel, de dorsale en ventrale wortels die lager gelegen zijn dan de conus medullaris
vormen de cauda equina. De dura mater (het buitenste hersenvlies) blijft echter vastgehecht aan de eerste
coccygeale wervel, de pia mater loopt binnen de dura mater verder als een lange fibreuze draad: het filum
terminale.
De myelinisatie van de axonen van de medulla spinalis begint rond het midden van de fetale
periode en duurt postnataal nog voort (minstens gedurende het eerste en tweede levensjaar).
wat is de primaire en secundaire neurulatie?
De vorming van de neurale buis noemt men ook wel de primaire neurulatie. Deze wordt gevolgd door een
zogenaamde secundaire neuraltie die plaatsvindt aan de caudale zijde van de primaire neuraalbuis. Door
oplossing van weefsel, fagocytose, onstaat er een verlenging van de neuraalbuis, de zogenaamde
secundaire neurulatie.
Dus secundaire neurulatie: differentiatie vd primitiefstreep tot eminentia caudales, en nadien fuseert met
de neurale buis.
wat zijn neural tube defects
Sluitingsdefecten van de neurale buis zijn verantwoordelijk voor een aantal ernstige
ontwikkelingsstoornissen bij het embryo die dikwijls pas bij de geboorte aan het licht komen. Per jaar
worden in Nederland ca. 300 kinderen geboren met een sluitingsdefect.
Door een onvolledige sluiting van de neurale buis, meestal ter hoogte van de neuroporus anterior of
posterior, worden zowel de differentiatie van het centraal zenuwstelsel als de inductie van de
wervelbogen verstoord. Dit geeft aanleiding tot een onvolledig gesloten canalis vertebralis. Deze
congenitale afwijking noemt men spina bifida.
Bij een spina bifida occulta verraadt vaak slechts wat extra haargroei dat er onder de huid een open boog
van een sacrale of een lumbale wervel bestaat. Als de gebrekkige sluiting slechts één wervel betreft en de
neurale buis zich verder normaal ontwikkeld heeft dan spreekt men van spina bifida occulta.
Veel ernstiger zijn de afwijkingen bij de spina bifida aperta, waarbij er sprake is van een met vocht
gevuld blaas die bestaat uit uitpuilende ruggenmergvliezenm een meninggocoele; ruggenmergvliezen met
daarin het ruggenmerg (een meningomyelocoele) of in zijn meest uitgesproken vorm van een gespleten
ruggenmerg (een myeloscizis).
Dus in sommige gevallen puilt de inhoud van het canalis vertebralis uit in een membraneuze zak (of
coele) die overgaat in de omringende huid.
wat is anencefalie
Anencefalie, is terug te voeren op een sluitingsdefect in het rostrale deel van de neurale buis; hierbij
komen de hersenen niet of slechts zeer partieel tot ontwikkeling en blijft ook de vorming van het
neurocranium achterwege. Een dergelijke ernstige ontwikkelingsstoornis is niet met het leven
verenigbaar en een kind met een anencephalie overlijdt dan ook spoedig na de geboorte.
waar komt spina bifida voor?
Spina bifida komt meestal voor laag in het lumbaal, of hoog in het sacraal gebied, als gevolg van een
verstoorde sluiting van de neuroporus posterior.
Voor spina bifida bestaan er naast erfelijke factoren, een aantal uitlokkende factoren gekend zoals
diabetes van de moeder, hyperthermie, of sommige teratogenen.
Wanneer de aanleg van het ruggenmerg op deze wijze gestoord is, bestaat er meestal een slappe
verlamming van de onderste extremiteiten en ook een ernstige functiestoornis van de blaas en van de urethrale en anale sphincters. Gezien het infectiegevaar bij een meningo(myelo) coele zal meestal bij deze
kinderen een sluitingsoperatie worden uitgevoerd.
in wat verdeelt het craniale deel van de neurale buis zich?
Reeds voordat de neuraltie is voltooid, vertoont het craniale deel van de neurale buis drie verwijdingen.
Deze drie primaire hersenblaasjes zijn van caudaal naar craniaal: het rhombencephalon (de ruitvormige
hersenen), het mesencephalon (de middenhersenen) en het prosencephalon (de voorhersenen). Na de
sluiting van de neural buis verdelen zowel het rhombencephalon als het prosencephalon zich in tweeen en
ontstaan de vijf secundaire hersenblaasjes.
wat zijn de 5 secundaire hersenblaasjes
Tijdens de vijfde week wordt het prosencephalon verdeeld in een voorste telencephalon en een
diencephalon, het mesencephalon blijft onverdeeld, en het rhombencephalon begint zich te delen in een
craniaal metencephalon en een caudaal myelencephalon.
wat komt er aan de laterale zijde van het prosencephalon?
Ondertussen heeft zich aan de laterale zijde van het prosencephalon, kort voor de opsplitsing ervan, het
oogblaasje gevormd. Het is een uitstulping van de wand van het toekomstige diencephalon, hieruit zal
de retina en de oogzenuw ontstaan.
wat ontwikkelt er zich in de bodem van het diëncefalon?
In de bodem van de diencephalon, ontwikkelt zich een mediane,
onpare uitstulping. Hieruit zullen de achterkwab van de hypofyse (de neurohypofyse) en de
hypofysesteel ontstaan. Het stadium met de vijf hersenblaasjes, is het gemeenschappelijk primitief
bouwplan van de hersenen bij alle gewervelden.
tot wat ontwikkelen de holten van de secundaire hersenblaasjes zich?
De holten in de secundaire hersenblaasjes ontwikkelen zich tot de definitieve ventrikels.
wat zijn welke ventrikels?
De holte van het rhombencephalon wordt de vierde ventrikel, deze in het diencephalon, de derde ventrikel
en de holten van het telencephale blaasjes worden de twee laterale ventrikels in de cerebrale hemisferen.
De vierde ventrikel gaat naar caudaal over in het centraal kanaal van het ruggenmerg.
De derde ventrikel is aan beide zijden verbonden met de laterale ventikels, via het foramen
interventriculare (van Monro). Deze doorgang is aanvankelijk breed, maar zal snel smaller worden.
waarom wordt er in het mesencephalon geen ventrikel gevormd?
In het mesencephalon wordt er
geen ventrikel gevormd. Daar bestaat enkel een smal verbindingskanaal tussen de derde en de vierde
ventrikel, dit is de aquaeductus Sylvii of ductus mesencephalicus. Het geheel van de ventrikels vormt het
ventrikelsysteem, dat gevuld is met cerebrospinaal vocht (zoals de canalis centralis van het ruggenmerg
en de subarachnoidale ruimte
hoe ontstaan de hersenkrommingen?
Aanvankelijk liggen de hersenblaasjes min of meer in elkaars verlengde. Tijdens hun verdere groei
ontstaan op hun verloop duidelijke krommingen, de zgn. hersenkrommingen.
cephale kromming
De cephale kromming ontstaat in het gebied van het mesencephalon. Het prosencephalon buigt daar naar
ventro-caudaal tot onder het mesencephalon.
cervicale kromming
na de eerste kromming (cephale kromming) ontstaat een tweede kromming met convexiteit naar dorsaal, ter hoogte van de overgang van het
rhombencephalon in het ruggenmerg; dit is de cervicale kromming.
brugkromming
Tenslotte ontstaat er ook nog een kromming met convexiteit naar ventraal ter hoogte van het
rhombenecephalon, ongeveer op de scheiding tussen het metencephalon en het myelencephalon. Op
deze plaats zal zich de pons (= brug) ontwikkelen; deze kromming wordt de brugkromming (of pontiene
kromming) genoemd. Ze wordt veroorzaakt doordat het metenecephalon en het myelencephalon naar
elkaar groeien. Door de pontiene kromming worden de wanden van het metencephalon en het
myelencephalon als het ware uiteen geduwd.
hebben de hersenen dezelfde basstructuur als de ruggenmerg?
Aanvankelijk hebben de hersenen dezelfde basisstruktuur als het ruggenmerg maar ondermeer door de
hersenkrommingen en ongelijke groei van de verschillende delen ondergaan de relatieve posities van de
10
structuren vaak grondige wijzigingen. Bovendien reikt de sulcus limitans niet tot in het prosencephalon,
de lamina basalis en alaris zijn enkel duidelijk te onderscheiden in het rhombencephalon en
mesencephalon.
rhombencephalon
Uit het rhombencephalon (de ruitvormige hersenen) ontstaan het caudale myelencephalon en het craniale
metencephalon.
De ponsflexie verdeelt het rhombencephalon in het myelencephalon, waaruit de medulla oblongata of het
verlengde merg ontstaat, en het metencephalon, waaruit het cerebellum en de pons ontstaan.
wat hebben het myelencephalen en het metencephalon gemeen
Het myelencephalon en het metencephalon hebben gemeen dat gedurende de ontwikkeling de laterale
wanden van deze twee hersenblaasjes aan de dorsale zijde worden opengevouwen. Het gevolg is dat de
dakplaat wordt uitgerekt tot een enkele laag ependymcellen en dat uit de centrale holte de ruitvormige
vierde ventrikel ontstaat De basale plaat en de vleugelplaat (alar) komen aan beide zijde in de bodem van
deze ventrikel te liggen. De scheiding tussen de twee platen wordt ook hier gevormd door de sulcus
limitans van His
myelencephalon
Het myelencephalon wordt het verlengde merg of medulla oblongata, dat ter hoogte van het foramen
magnum in het ruggenmerg (medulla spinalis) overgaat. Het caudale deel van het myelencephalon gelijkt op het ruggenmerg en neemt geen deel aan de vorming
van de vierde ventrikel.
In het dak van het myelencephalon, ontwikkelen zich de nucleus gracilis (mediaal) en de nucleus
cuneatus (lateraal). Ze ontstaan uit neuronen van de lamina alaris aldaar. Ventraal liggen twee brede
vezelbundels: de pyramiden, het zijn de corticospinale vezels die afdalen van de zich ontwikkelende
hersenschors naar de motorische neuronen in de ventrale hoornen van de medulla spinalis.
Het craniaal deel van het myelencephalon is breed opengespreid ten gevolge van de pontiene flexie.
Deze spreiding heeft voor gevolg dat
a) de lamina alaris beiderzijds min of meer lateraal van de lamina basalis komt te liggen en
b) de dakplaat uitgerokken wordt, en uiteindelijk nog zal bestaan uit een laag ependymcellen, waartegen
de pia mater ligt. De holte van dit gedeelte vormt het caudale deel van de vierde ventrikel.
algemeen somatische efferente kolom
algemeen somatisch efferente kolom, deze neuronen innerveren dwarsgestreepte spieren die afkomstig
zijn van de myotomen (een deel van de somieten).
speciaal visceraal efferente kolom
speciaal visceraal efferente kolom, zij innerveren de spieren die ontstaan in de pharyngeale bogen
algemeen visceraal efferente kolom
algemeen visceraal efferente kolom, het gaat om preganglionaire neuronen van het autonoom
zenuwstelsel (craniale parasympathicus)
Uit de neuroblasten van de lamina alaris ontstaan vier functionele groepen neuronen, die in drie
kolommen gegroepeerd zijn. Van mediaal naar lateraal:
een kolom van algemeen visceraal afferente kernen (mechanoreceptie en chemoreceptie) samen met
speciaal visceraal afferente kernen (smaakgevoeligheid)
- algemeen somatisch afferente kolom (gevoeligheid van het aangezicht)
- speciaal somatisch afferente kolom (gehoor- en evenwichtsorgaan)
Uit de neuroblasten van de lamina alaris ontwikkelt zich beiderzijds ook nog de ventrolateraal gelegen
nucleus olivarius inferior.
Het volwassen mylencephalon wordt meestal de medulla oblongata (het verlengde merg) genoemd.
In het myelenecephalon vormen enkele vitale centra, zoals het ademhalings en het cardiovasculare
centrum, onderdeel van dit gebiet.
waar doet de schikking van de neuronen in functionele kolommen zich voor
De schikking van de neuronen in functionele kolommen, doet zich ook voor in de pons en het
mesencephalon. De kolommen strekken zich longitudinaal uit, maar ze kunnen onderbroken zijn. De
identiteit van de neuronen in deze kolommen, hun verbindingen en functies, worden besproken in het
onderdeel Neuro-anatomie van Bouw en Functie I.
metencephalon
Het metencephalon wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van het cerebellum en de ponskernen.
Zoals bij het myelencephalon heeft de brugkromming de zijwanden opzij geduwd en ligt de grijze stof
voornamelijk ventraal van de vierde ventrikel.
Uit de wand van het metencephalon ontwikkelen zich het cerebellum en de pons.
De holte van het metencephalon vormt het voorste deel van de vierde ventrikel.
uit wat ontstaat het cerebellum
Het cerebellum ontstaat uit het dorsaal deel van de laminae alares. Beiderzijds wordt er een uitgroei
gevormd, die zich tegen de wand van de vierde ventrikel uitbreidt en vervolgens gaat uipuilen over de
dunne dakplaat ervan. De beide aanleggen verenigen zich op de middellijn tijdens de tweede maand, ze
keren zich naar dorsaal en vormen een primordium dat de vierde ventrikel bedekt.
In het midden van de derde maand begint het primordium naar dorsaal uit te breiden. De laterale delen
ontwikkelen zich sterk en vormen de laterale lobben. Tijdens de vierde maand verschijnen fissurae aan
het oppervlak van de lobi. De eerste die verschijnt is de posterolaterale fissuur die het ontwikkelend
cerebellum onderverdeelt in een craniaal en een caudaal deel.
Het caudale deel is fylogenetisch het meest primitieve (archicerebellum; in verband met het vestibulair
apparaat) en blijft relatief klein. Hier ontwikkelen zich de lobi flocculonodulares. Het craniale deel omvat
de mediaal gelegen vermis en de laterale hemisferen. De laterale hemisferen worden door een dwars
verlopende fissuur gescheiden in een lobus anterior en posterior.
Tijdens de verdere ontwikkeling ontstaan in de vermis en de hemisferen talrijke dwarse plooien, die
aparte folia begrenzen. De ontwikkeling van die plooien gaat nog verder na de geboorte.
hoe ontwikkelt de pons zich
De pons ontwikkelt zich als een verbreding van de marginale laag van de bodem van het metencephalon.
Ze bevat zeer talrijke verbindingsvezels tussen de schors van de grote en kleine hersenen met het
ruggenmerg. De ponskernen (pontiene kernen) ontstaan uit de lamina alaris.
wat is het tegmentum
Het tegmentum is de zone met de vezelbanen, de kernen van de craniale zenuwen en de formatio
reticularis. Deze zone bestaat zowel in het metencephalon als het myelencephalon. De pons bestaat
eigenlijk uit het tegmentum en de pontiene kernen.
mesencephalon
Het mesencephalon ondergaat weinig veranderingen. Het neuraal kanaal blijft er nauw en vormt de
aquaeductus van Sylvius die de derde ventrikel met de vierde ventrikel verbindt.
Vanuit de laminae alares migreren neuroblasten in het tectum.
Rond de aquaeductus ligt de periaquaeductale grijze zone.
Het deel van het mesencephalon ventraal van de aquaeductus bestaat uit het tegmentum mesencephali en
de pedunculi cerebri.
Het tegmentum ontstaat uit de laminae basales, het bevat de substantia nigra en de nucleus ruber en
kernen van de formatio reticularis.
Uit de laminae basales ontwikkelen zich ook de nuclei van n. oculomotorius (III) en van de n. trochlearis
(IV). Over de oorsprong van de substantia nigra bestaat discussie.
pedunculi cerebri
De ventrolaterale delen van het mesencephalon zijn sterk uitgezet door de aanwezigheid van talrijke
vezelverbindingen tussen de cerebrale schors en andere delen van de hersenen en het ruggenmerg die daar
passeren. Deze verbrede delen zijn de pedunculi cerebri.
prosencephalon
Nog voor de sluiting van de neuroporus anterior ontstaan de oogblaasjes uit het prosencephalon. Uit de
oogblaasjes ontwikkelen zich later de retina en de oogzenuw. Meer naar voor en dorsaal van de
oogblaasjes ontwikkelen zich de telencephale blaasjes waaruit de hersenhemisferen ontstaan. De holten
ervan zijn de laterale ventrikels. Het achterste deel waaruit de oogblaasjes ontstonden is het diencephalon.
diencephalon
In de wanden van het diencephalon ontstaan drie zwellingen, van dorsaal nnar ventraal: de epithalamus,
de thalamus en de hypothalamus. Ze zijn van elkaar gescheiden door resp. een sulcus epithalamicus en
sulcus hypothalamicus.
thalamus
De thalamus gaat sterk ontwikkelen (vorming thalamische nuclei in de mantelzone) en puilt uit in de
derde ventrikel, die daardoor tot een relatief smalle spleet herleid wordt. Soms komen de beide thalami
met elkaar in contact in het mediane vlak, via de adhesio interthalamica.
epithalamus
De epithalamus ontwikkelt weinig verder; de nuclei habenulares ontstaan er uit de mantelzone. In het
dak van het diencephalon ontwikkelt zich de epiphyse (pineaal orgaan, glandula pinealis) als een mediane
divertikel naar dorsaal.
wat ontstaat er thv de hypothalamus
Ter hoogte van de hypothalamus ontstaan talrijke nuclei, die ondermeer in verband staan met (de
regulatie van) autonome functies van het organisme. De corpora mamillaria zijn relatief grote nuclei, die
aan de ventrale zijde van de hypothalamus uitpuilen bilateraal langs de middenlijn. Enkele nuclei van de
hypothalamus ontwikkelen zich tot neurosecretorische cellen, die stimulerende of inhiberende factoren
naar de adenohypofyse sturen. Andere nuclei secreteren direct hormonen, bvb. anti-diuretisch hormoon in
de nucleus supraopticus.
wat ontwikkelt er zich uit de bodem van het diencephalon?
Uit de bodem van het diencephalon ontwikkelt zich de neurohypofysiale knop (of neurohypofysiale
divertikel), waaruit het infundibulum en de neurohypofyse ontstaan.
hoe wordt de hypofyse gevormd?
De neurohypofyse zal samen met
de adenohypofyse de hypofyse vormen. De hypofyse blijft via de hypofysesteel (uit het infundibulum
ontstaan) verbonden met de hypothalamus.
wat ontwikkelt zich in de lamina terminalis
De lamina terminalis aan de voorzijde van het diencephalon stemt overeen met de plaats van de
neuroporus anterior. In de lamina terminalis (soms ook commissurale plaat genoemd) ontwikkelen zich commissurale vezels (zie verder), in de bodem van de lamina terminalis ligt het chiasma opticum, waar
een gedeelte van de vezels van oogzenuw kruisen.
hoe worden de hemisferen van het telencephalon aangelegd
De hemisferen van het telencephalon worden aangelegd als twee blaasjes met een wijd lumen (de
toekomstige laterale ventrikel) en een dunne wand.
wat ontwikkelt er zich uit het telencephalon
Uit het telencephalon ontwikkelen zich de bulbi olfactorii en de cerebrale hemisferen. De bulbus
olfactorius is de verbreding aan het apicaal uiteinde van de tractus olfactorius; in deze verbreding liggen
de mitraliscellen. De mitraliscellen ontvangen de stimuli van de receptorcellen in het reukepitheel en
geleiden ze naar het telencephalon. Het telencephalon komt, evolutief gezien, overeen met de
reukhersenen.
cerebrale hemisferen
De cerebrale hemisferen ontstaan tijdens de vijfde week en groeien snel. Reeds bij het begin van de derde
maand vormen ze het omvangrijkste deel van de hersenen.
In de vierde maand zijn ze zodanig in omvang toegenomen dat ze het mesencephalon overdekken en naar
caudaal tot tegen de hemisferen van het cerebellum reiken. In het mediane vlak komen ze tegen mekaar
te liggen, hun mediale zijde is vlak. Tussen de twee mediale wanden ontwikkelt zich de falx cerebri, een
plooi van de dura mater (het buitenste hersenvlies), dat als een tussenschot tussen de twee hemisferen zit.
De hemisferen hebben in aanleg de vorm van een ovoïd, die in de lengte aangroeit. Spoedig verandert de
vorm naar een C (met opening naar ventraal en in het transversale vlak gelegen), vnl. omdat de bodem
van het ovoid trager groeit dan de overige delen. Uit het craniale deel van de C ontstaat de frontale lob (of
kwab) en de parietale lob, het caudale deel wordt de temporale lob. Aan de dorsale zijde van de C
ontwikkelt zich de occipitale lob, craniaal van de cerebellaire hemisferen.
Hoe ontwikkelt het basale ganglia zich
De mediale zijde van de telencephale blaasjes vergroeit met de laterale wand van het diencephalon. Op
deze plaats ontwikkelen zich de basale ganglia. Het putamen, de nucleus caudatus en de amygdala zijn
afgeleid van het telencephalon. De globus pallidus ontstaat uit het diencephalon.
welke zone's vinden we in de wand van de hemisferen
Aanvankelijk vinden we in de wand van de hemisferen eveneens een ependymale zone, een mantelzone
en een marginale zone. De mantelzone in het basaal deel van de blaasjes groeit vroeg aan, deze
verbreding in de wand van het blaasje is het corpus striatum (gevormd midden van de tweede maand).
De rest van de wand van het telencephale blaasje is het pallium.
snel uitbreidende corpus striatum
Het corpus striatum gaat snel uitbreiden en puilt uit in de laterale ventrikel; door de uitbreiding ervan
wordt het foramen interventriculare veel smaller. Het corpus striatum wordt door ingroei van vezelbanen
uit de cortex (de capsula interna) verdeeld in een nucleus caudatus (craniaal) en een nucleus lentiformis
(caudaal en meer naar lateraal). (Het is eigenlijk pas nadat deze ingroei gebeurd is, dat men van een
corpus "striatum" spreekt, het zijn de ingroeiende vezels van de capsula interna die voor het "gestreept"
uitzicht zorgen. Het corpus striatum, wordt vooraleer de ingroei door de capsula interna gebeurt, ook
ganglionheuvel genoemd). In tegenstelling tot de nucleus caudatus (waarin tengevolge van de C-vormige
kromming een caput, een corpus en een cauda ontstaan), ondergaat de nucleus lentiformis geen
kromming. Door de hoger beschreven vergroeiing tussen telencephalon en diencephalon, komen de
nucleus caudatus en de thalamus naast elkaar te liggen.
wat is het pallium
Het gedeelte van de wand van de hemisferen waaruit de cortex zal ontstaan, is het pallium.
hoe verloopt de verdere ontwikkeling van het pallium?
Dorsaal van de tela choroidea in de mediale wand van de laterale ventrikel, verbreedt het pallium tot het
zgn. archipallium, dat uitpuilt in de wand van de laterale ventrikel. Het deel van de wand boven het
archipallium en de laterale wand tot boven het corpus striatum is het neopallium. Aan de laterale zijde
van het corpus striatum ligt het paleopallium.
Uit het ventrocaudaal deel van het archipallium ontstaat de hippocampus en de gyrus dentatus. (De
apicale en dorsale delen ervan ondergaan een sterke regressie).
paleopallium
Het paleopallium komt tengevolge van de uitbreiding van het neopallium terecht in de mediale zijde van
de temporale lob; uit het paleopallium ontstaat de uncus en de directe omgeving van de gyrus
parahippocampalis.
neopallium
Uit het neopallium ontstaat het overgrote deel van de cerebrale hremisfeer. Het is
door de migratie van de neuronen in het neopallium dat de zes lagen van de adulte neocortex ontstaan.
Deze migratie gebeurt in migratiegolven, waarbij de recentst gemigreerde neuronen zich perifeer gaan
vestigen ten opzichte van de eerder gemigreerde neuronen
cortex
Het oppervlak van de hemisferen is oorspronkelijk glad. Tengevolge van de migratie van neuronen naar
de cortex neemt het aantal neuronen voortdurend toe. De cortex begint tijdens de tweede helft van de
zwangerschap duidelijke windingen (gyri) te vormen, die door groeven (sulci) van elkaar gescheiden
zijn. Op die manier wordt een aanzienlijke oppervlaktevergroting (factor 12) van de cerebrale cortex
mogelijk gemaakt. Ter hoogte van het corpus striatum groeit de cortex traag, in tegenstelling tot in de overige gebieden. Dit
deel van de cortex wordt als het ware overgroeid door de omgevende cortex, en zal uiteindelijk naar
mediaal wegzinken. Deze overgroeide schors is de insula, gelegen in de diepte van de sulcus lateralis.
laterale ventrikels
De uiteindelijke vorm wordt bepaald door de C-vormige kromming en de ontwikkeling van de lobben.
Aldus ontstaat een frontale hoorn, een occipitale hoorn en een temporale hoorn in de ventrikels.
cerebrale commissuren
De verbindingsvezels tussen de hemisferen worden commissuren genoemd, ze bestaan uit
gemyeliniseerde uitlopers van de neuronen. In de lamina terminalis ontwikkelen zich de commissura
anterior en de commissura hippocampi. Het corpus callosum ontstaat eveneens in de lamina terminalis.
Dit wordt de grootste commissuur. Tijdens de ontwikkeling van de cerebrale cortex, gaat deze
commissuur sterk uitbreiden naar dorsaal, waarbij ze ver buiten de lamina terminalis komt te liggen tot
over de derde ventrikel.
plexus choroideus
In het dak van de derde en vierde ventrikel, en in de mediale wand van de laterale ventrikels ontwikkelen
zich chorioidale plexussen. Op deze plaatsen is de ventrikelwand zeer dun. De chorioidale plexussen zijn
kluwens van bloedvaatjes binnen de pia mater (het binnenste hersenvlies) die, samen met de pia mater,
uitstulpen in de laag van ependymcellen en aldus uitpuilen in de ventrikels. De pia en de ependymcellen
vormen samen een zgn. tela chorioidea.
De ontwikkeling van de plexus chorioideus in de laterale ventrikel volgt, zoals de ventrikel zelf, de
kromming van de C.
Ter hoogte van de plexus chorioideus wordt cerebrospinaal vocht aangemaakt en in de ventrikels
afgegeven.
Sets found in the same folder
les 16 - zenuwstelsel : craniale zenuwen
30 terms
les 17 - het autonome zenuwstelsel
20 terms
les 1: klieving en implantatie
43 terms
les 18 - endocriene stelsel
22 terms
Other sets by this creator
les 15 - zenuwstelsel - bescherming hersenen, hers…
72 terms
les 14 - Hersenstam/cerebellum/limbische systeem/f…
51 terms
les 13 - macroscopische structuur van de hersenen…
60 terms
les 11 - skeletspieren
31 terms
Other Quizlet sets
Study for exam 2
36 terms
Foods 1 Test 5
13 terms
chapter 26
26 terms
Intro to Pharmacology ATI 4.0
25 terms
Related questions
QUESTION
What response does the sympathetic nervous system have
QUESTION
What are the non-infectious causes of myocarditis?
QUESTION
The words guest and customer are often used in interchangeably in the hospitality industry
QUESTION
Butter is what kind of fat