Home
Subjects
Textbook solutions
Create
Study sets, textbooks, questions
Log in
Sign up
Upgrade to remove ads
Only $35.99/year
Deel 2: Leerpsychologie
STUDY
Flashcards
Learn
Write
Spell
Test
PLAY
Match
Gravity
psychologie 21/22
Terms in this set (110)
Gewenningsleren
- habituatie
- sensitisatie
Habituatie
uitdoven van een aanvankelijke reactie op een prikkel.
- voorwaarde: prikkel veranderd niet
- aangeboren
- mensen die het traag doen kunnen schrikachtig zijn
- mensen die het snel doen raken sneller verveeld
Sensitisatie
het geleidelijk gevoeliger worden voor een prikkel
- = angst
- duidt op het verschijnsel dat een lichte variant van de oorspronkelijke prikkel dezelfde angst uitlokt
situering behaviourisme
- Pavlov, Thorndike en Skinner
- verbinding tussen prikkel (S) en gedrag (R)
- gedrag = complexe reflexreactie
- vanuit dierenexperiment naar mens
Klassieke conditionering/ respondent leren (Pavlov)
- iedere neutrale prikkel kan geconditioneerd worden
- grootte en snelheid reactie nemen toe bij meer beurten
- maximum na een bepaalde tijd
kenmerken klassieke conditionering/ respondent leren
1. leerproces is een prikkelsubstitutie op basis van contiguïteit --> voorwaarde is de te VS en de OVS herhaaldelijk samen of onmiddellijk na elkaar worden aangeboden
2. betreft respondents (gladde spieren) --> onwillige gedragingen bv. bleek worden
--> oriëntatiereflex
3. leerproces verloopt passief (VR wordt onontkoombaar ontlokt) --> gedrag wordt automatisch uitgelokt vb. eten zien --> meer speeksel in mond
4. leerproces wordt antecedent gecontroleerd (VS gaat VR vooraf) --> VR die plaatsvind komt enkel en alleen als er een VS aan vooraf gaat
VS
voorwaardelijke stimulus
OVS
onvoorwaardelijke stimulus
VR
voorwaardelijke reactie
uitdoving/extinctie
als VS en OVS een lange tijd niet op elkaar volgen (geen contiguïteit), dooft de reactie uit
spontaan herstel
VS wordt na enkele tijd spontaan terug gesteld.
om conditionering opnieuw aan te leren is vaak maar 1 of 2 aanbiedingen van de OVS met de VS samen nodig
Aversieve conditionering
Wordt gebruikt voor het afleren van ongewenst gedrag
is onaangenaam
aversief slaat op de aard van de OVS
conditionering van hogere orde
Wanneer conditionering is aangeleerd, kan je de VS ook gebruiken als bekrachtiger/beloning
stimulusgeneralisatie
VR blijft hetzelfde, als de VS een beetje wijzigt
vb. belgeluid klinkt zachter, maar hond gaat nog steeds kwijlen
prikkeldiscriminatie
rem op de prikkelgeneralisatie
vb. geluid van bel veranderd te hard, hond kwijlt niet
experimentele neurose
geagiteerde responsen uitlokken door middel van verwarring/onduidelijkheid
operante conditionering of operant (Thorndike en Skinner)
leren door gissen en missen --> de wet van het effect
Rn: reactie dat leid tot beloning
C: beloning
trail
gedrag wordt bekrachtigd door het succes; dus de kans dat het gedrag vaker wordt gesteld verhoogt
error
doordat het gedrag geen succes oplevert, zal het onsuccesvolle gedrag in de toekomst niet meer of minder gesteld worden
kenmerken opperante of instrumentele conditionering
1. leerproces is een respons/substitutie op basis van contingentie --> alle reacties vallen uit behalve het gedrag dat de beloning tot gevolg heeft
2. het betreft opperants --> willekeurige gedragingen, we hebben er een directe greep op.
3. leerproces verloopt actief --> reactie moet min 1x spontaan worden gesteld, zodat proefleider deze kan belonen
4. leerproces wordt consequent --> of gedrag in de toekomst zal toenemen wordt bepaald door diegene die wel of geen beloningen toedient
positieve bekrachtiging
toevoegen van een positief gevolg
vb. expres boterham op de grond gooien, met hoofd bonken en huilen, moeder troost hierdoor kind
negatieve bekrachtiging
het wegnemen van iets negatiefs
vb. kind wil niet gaan slapen en verzint smoesjes zoals dorst hebben, pipi doen, etc dit werkt want ouders laten het toe en kind gaat daardoor later slapen
primaire bekrachtiger
spanningstoestand verminderen door primaire behoeften te vervullen
vb voedsel, warmte en aandacht
secundaire bekrachtiger
zijn gekoppeld aan primaire versterkers. er moet conditionering plaatsvinden, zodat dit fenomeen betekenis krijgt
materiële bekrachtiger
iets tastbaars dat gevolg is van gedrag
vb snoep, geld
sociale bekrachtiger
gedragingen die anderen stellen als gevolg van een gedrag
vb. aandacht geven, glimlach, compliment
activiteitsbekrachtiger
activiteit als gevolg van gedrag
bv. tv kijken, spelletjes spelen, winkelen
positieve straf
toevoegen van iets onaangenaams
bv. leerling 10p frans laten overschrijven
negatieve straf
weghalen van iets positief
bv. gsm afnemen
overcorrectie
veroorzaakte schade moet zelf worden hersteld
vorm van positief straffen
bv. kind gooit stoel om en moet alle stoelen als straf mooi en recht op hun plaats zetten
bekrachtiger
elk gevolg van een gedrag dat de kans doet stijgen dat het gedrag toeneemt in frequentie
straf
elk gevolg van een gedrag dat de kans doet stijgen dat het gedrag afneemt in frequentie
uitdoving
bekrachtiger wordt weggenomen
negeren
vorm van uitdoving
om ongewenst gedrag af te leren
kan enkel als de persoon het gewenste gedrag al geleerd heeft
vraagt veel geduld om vol te houden
kinderen kunnen er erg boos en soms agressief door worden
confrontatie/exposure
wordt vaak gebruikt bij vermijdingsgedrag
vb. persoon heeft bang van lift en vermijd lift omdat hij verwacht een angstaanval te krijgen als hij in de lift stapt, met dit fenomeen gaat hij in de lift met een therapeut en leert hij ontspannen en ziet hij dat er niets gebeurd
contingentie
de relatie tussen het gedrag en de consequentie (kan zowel bekrachtiging als straf zijn)
continue bekrachtiging/ vaste relatie
elke opperante respons wordt gevolgd door een bekrachtiging
vb. als we de deurklink omlaag doen dan gaat de deur open.
partiële of intermittente bekrachtiging
beloning of straf volgt iedere keer op het gewenste of ongewenste gedrag
bv. bij hard studeren pas bekrachtiging als je het resultaat krijgt van je examens
intervalprocedures
gefixeerd interval (SFI) en variabel interval (SVI)
SFI
gefixeerd interval
de eerste reactie na een vaste tijdsperiode wordt bekrachtigd
vb. tijdsperiode = 3u, als het juiste gedrag na 3u wordt gesteld wordt het beloond
SVI
variabel interval
de eerste reactie na een variabele tijdsperiode wordt bekrachtigd
bv. tijdsperiode kan 1s, 1m, 1u zijn dit verschilt per keer. wordt op basis van toeval bepaald.
ratio of verhoudingsprocedures
gefixeerde verhouding (SFR) en variabele verhouding (SVR)
SFR
gefixeerde verhouding
bekrachtiging wordt toegediend na een gemiddeld aantal responsen
bv. werknemer krijgt 1 euro per 15 appels dat hij plukt --> werkt via SFR15
SVR
variabele verhouding
bekrachtiging wordt toegediend na een gemiddeld aantal responsen
bv. bij een SVR15 wordt de bekrachtiger toegediend tussen de 1 en de 30 responsen --> vb gokautomaat
effect partiële bekrachtiging
dooft minder snel uit dan gedrag dat continue bekrachtigd wordt. elke keer bekrachtigen is niet nodig, als het juiste gedrag gekend is zal het frequent blijven gesteld worden. ook al wordt het zo nu en dan beloond
het effect van uitstel van versterking
de mens houd vast aan schadelijk gedrag, omdat er veel tijd voorbijgaat tussen dat gedrag en de ervaring van de negatieve gevolgen ervan
bv. super gelukkig dronken zijn 's avonds en 's ochtens een dikke kater
hard inspannen voor studies, lang geen resultaten, je raakt ontmoedigd en stopt met inspanning te leveren
shaping/vormen
techniek om zeer complex gedrag aan te leren door steeds fijnere benaderingen
bv. om kind te leren praten, kind belonen als hij naar de pratende volwassene kijkt, vervolgens als hij geluid ongeveer nabootst, dan bij exact nabootsen en dan bij woord volledig uitspreken
chaining/maken van gedragsketens
complex gedrag aanleren, vooral bij mensen met een mentale beperking
bv. gedrag eerst voordoen, daarna valt de laatste deelstap weg en kind voert laatste stap dan zelf uit. elke keer als het kind slaagt valt het twee na laatste stapje weg totdat het kind alles zelfstandig kan nabootsen
token-economy
bekrachtiging van concreet gedrag door goede afspraken daarover te maken met de persoon zelf. door middel van tokens zoals stickers, centjes (iets tastbaars)
Bekrachtigen van concurrerend gedrag
= DRO (differential reïnforcement of other behaviour)
bekrachtigen van gedrag dat niet tegelijk gesteld kan worden met het ongewenste gedrag
bv. een persoon met automutilerend gedraag die zijn vinger in zijn oog boort, kan je een knipwerkje laten maken en hem daarvoor belonen
Latent leren (Neo-behaviorisme)
schema klassieke en opperante conditionering wordt uitgebreid met het gene wat zich afspeelt tussen de stimuli (S) en het waarneembare gedrag (R)
connectie wordt: S - O - R
O = verwerken van stimuli waarin je een beslissing neemt over een gepaste reactie
latent leren Tolman
associatief leren is cognitief leren, je leert betekenissen en doet inzichten op.
bv. rat leert juiste weg door doolhof, hij leert geen S-R connecties, maar leert een cognitieve voorstelling van de weg naar de beloning. = cognitieve map/kaart in hoofd
principes latent leren
- cognitieve functies spelen mee bij conditionering
- uitdoving/deconditionering beter te verklaren: betekenis van signaal VS gaat verloren omdat de OVS niet meer herhaaldelijk volgt op VS
- marc farlane: ratten vinden even makkelijk de weg als ze na het lopend aanleren het nu zwemmend moeten doen
model-leren
= sociaal leren, modeling, leren door observeren
persoon leert door een ander te observeren = leren van iemand anders
zie ook experiment bandura
verklaring experiment bandura
enkel door beloning of straf die een ander krijgt is het voor het kind voldoende om het gedrag van de ander over te nemen
de persoon doet het gedrag van de ander na zonder zelf beloond of gestraft te worden.
kenmerken modeling
- lerende imiteerd pas als hij de gevolgen van het gedrag waarneemt
- kan pas leren door heel aandachtig en bewust waar te nemen
- gedrag wordt pas geïmiteerd als je het goed hebt onthouden
- pas bij belang of motief wordt het nagebootst
- als de lerende een sterke gelijkenis wil vertonen met het model, bestaat er meer kans dat het gedrag wordt nagebootst
Cognitieve leerpsychologie
wat speelt er zich innerlijk af tijdens het leerproces?
belangrijke inwendige/cognitieve processen
- aandacht geven
- alle waarnemingsprocessen
- denken, het verwerken van informatie
- werking van het geheugen
geheugen
systeem van cognitieve informatieverwerking
waarneming
- fysiologische en psychologische beperking: elk zintuig heeft maar een bepaald bereik van wat het kan waarnemen. vb. ultra hoge tonen die enkel honden horen
- concentratie op het deel van de info. vb. als je aan het gamen bent merk je niet dat er iemand binnen komt = filters
- ieder mens maakt andere filters, daarom hebben mensen in de toekomst ook andere herinneringen over eenzelfde gebeurtenis
geheugenbeelden
voorstellingen van de realiteit
soorten geheugenbeelden
- herinneringsbeelden (geheugen of reproductieve verbeelding)
- creatieve verbeelding of fantasie
verschillen van waarnemingsbeelden
in 3 opzichten:
1. fenomenale eigenschappen
2. realiteitskarakter
3. oorsprong
fenomenale eigenschappen (waarnemingsbeelden)
een voorstellingsbeeld is minder intens en minder duidelijk dan waarnemingsbeelden
realiteitskarakter (waarnemingsbeelden)
waarnemingsbeelden bezitten realiteitskarakter, voorstellingsbeelden niet. de situatie dat een individu zich voorstelt, wordt niet ervaren als materieel aanwezig of inwerkend op de zintuigen.
oorsprong (waarnemingsbeelden)
er is aanleiding om iets waar te nemen, namelijk een prikkel die inwerkt op een zintuig. voorstellingen ontstaan centraal in de hersenen.
zintuigelijk geheugen
alles wat mensen waarnemen komt voor een korte tijd in dit geheugen terecht
0.5-2s
2 onderdelen
- iconisch geheugen
- echoisch geheugen
Iconisch geheugen
gedurende tientallen miliseconden blijft er een visueel beeld hangen
Echoisch geheugen
auditieve waarneming
kort termijn geheugen
KTG of werkgeheugen
- klein deel van zintuiglijke info gaat naar KTG
- enkel de info dat ons interesseert
- info blijft max 30 seconden aanwezig
- er wordt dan gekeken naar: herkenning, selectie en organisatie
- door inwendig herhalen kunnen we info langer actief houden
--> kunnen ondertussen geen nieuwe info opslaan
- capaciteit = beperkt --> +- 7 afzonderlijke elementen
herkenning KTG
wat voor informatie is het
selectie KTG
welk deel van de info moet opgeslagen worden in het LTG
organisatie KTG
op welke wijze kan het opslaan het best gebeuren
Lange termijn geheugen
LTG of permanent geheugen
- opslagcapaciteit en duur is onbeperkt
- slaat enkel betekenissen op, geen geluiden of beelden (enkel KTG doet dat)
engrammen LTG
tijdelijke of blijvende veranderingen in onze hersenen ten gevolge van codering van een ervaring = betekenis geven aan ervaring
declaratieve/expliciete geheugen
alle bewust toegankelijke kennis waarover men kan spreken en voorstellingen kan maken
Episodisch geheugen
autobiografische ervaringen (persoonlijk en uniek)
prospectieve geheugen
wat er in de toekomst moet komen
Semantisch geheugen
abstracte kennis, los van eigen ervaringen.
namen, getallen, feiten en tekstuele info.
= zwakste geheugenpad, heeft meerdere herhalingen nodig voor opslag
niet declaratieve of impliciete geheugen
kennis die men zich nauwelijks bewust van kan maken, deze is moeilijk over te dragen
procedureel geheugen
motorische en cognitieve vaardigheden
gelegen in motorisch schorsgebied in de hersenen
= ook spiergeheugen
automatische geheugen
eerder aangeboden zaken zoals woorden, tafels, technisch lezen, het alfabet --> slaan zich op in dit geheugen
gelegen in cerebellum
emotionele geheugen
brein geeft altijd voorrang aan emoties
verdringt alle andere geheugens
kan ook worden opgewekt door andere geheugens
gelegen in amygdala (in voorhersenen naast hippocampus)
anterogade amnesie
kan geen nieuwe herinneringen meer aanmaken
retrogade amnesie
gegevens/herinneringen uit verleden worden vergeten
anteroretrogade amnesie
zowel verleden als heden worden niet onthouden
beïnvloedende factoren van onthouden en herinneren
aandacht en tijd
verbanden leggen
ordening en structuur
cue afhankelijke herinneringen
taakspanning en motivatie
hevige emoties en herinneringen
aandacht en tijd (onthouden en herinneren)
- als je veel aandacht en tijd aan iets besteed ga je dit ook actief bewerken en wordt dit gemakkelijker in het geheugen opgenomen
- als je dit verdeeld over verschillende dagen wordt het ook beter opgenomen dan wanneer je dit in een dag wil doen
verbanden leggen/associaties (onthouden en herinneren)
elaboratieve codering
we herinneren ons alleen wat gecodeerd is, we richten onze aandacht meer op iets waarvan we al iets weten
vroegere ervaringen, onze kennis en behoeften hebben een grote invloed op wat we onthouden
Elaboratieve codering
nieuwe info wordt bewerkt om deze te kunnen koppelen aan al bestaande informatie
ordening en structuur (onthouden en herinneren)
hoe beter mensen erin slagen een indeling, structuur of organisatie te vinden in de info die ze gaan opslaan, hoe makkelijker zij deze kunnen opslaan en herinneren
Gestaltpsychologisch (ordening en structuur)
een heterogeen element (vb letterpaar) op een achtergrond van homogene elementen (vb cijferparen) wordt makkelijker om te onthouden dan andersom
vb een gefluoresceerd woord tussen andere woorden
verstandelijke structurering (ordening en structuur)
iets waar structuur in zit kan gemakkelijker onthouden worden dan losse onderdelen
bv. 100 letters die zo gestructureerd staan dat ze een betekenisvolle zin vormen gaat makkelijker dan 100 losstaande letters
cue afhankelijke herinnering (onthouden en herinneren)
- herinnering wordt bepaald door cues, kunnen diverse of een paar zijn.
- wordt verklaard doordat iedereen op een andere manier interpreteert en dit codeert
- kans dat een gebeurtenis later herinnert wordt hangt af van de herinnering cue die past bij de codering
vb van een herinneringscue: plaats, stemming, geur,...
taakspanning en motivatie (onthouden en herinneren)
- taakspanning ontstaat bij het aanvatten van een taak en gaat pas weg als de taak helemaal af is. als het onderbroken wordt blijft de taakspanning bestaan, hiervoor is motivatie om deze af te ronden. de rede waarom je onderbroken taken beter kan onthouden
- zeignarik effect
zeignarik effect (taakspanning en motivatie)
situaties die onze motivatie aanspreken kunnen we beter herinneren dan andere situaties.
hevige emoties en herinneringen (onthouden en herinneren)
2 uiteenlopende psychologische opvattingen over invloed van emoties op het opslaan van herinneringen en gebeurtenissen
1. sterk emotioneel gekleurde gebeurtenissen worden vergeten (Freud & Rosenzweig)
2. sterk emotioneel gekleurde gebeurtenissen worden zelden vergeten (Brown, Kulick en william james)
vergeten
gebeurtenis zit niet meer in het geheugen of is niet meer terug te vinden
vervaltheorie (vergeten)
herinneringen die zelden worden aangesproken raken in verval
onderzoek Ebbinghaus
REM slaap
- fysiologische en psychologische actieve slaapfase waarin je droomt.
- de dromen zijn belangrijk voor het opslaan van info in het LTG
- maximale geheugenconsolidatie (opslagen van info) vindt plaats als een niet REM slaap gevolgd wordt door een REM slaap
procedureel geheugen (tijdens slaap)
- lichte slaap op het einde van de nacht is belangrijk voor het aanleren van motorische vaardigheden zoals danspassen of muziekinstrumenten
- slapen overdag kan helpen beter te presteren
Infantiele amnesie
- mensen hebben geen autobiografische herinneringen aan de eerste paar levensjaren 0 tot 2-3 jaar
- komt doordat hippocampus zich als laatste onderdeel ontwikkelt en deze is betrokken bij de opslag van feitelijke informatie.
inferentietheorie
geheugen = permanent, maar het is steeds moeilijker om informatie op te halen, omdat het geheugen voller raakt. vooral info dat op elkaar lijkt is moeilijk op te halen.
inprenting
langdurige proces in de hersenen waarin info wordt opgeslagen
retroactieve inhibitie
nieuwe info verdringt de al aanwezige info
- pas geleerde info wordt moeilijker onthouden wanneer er nieuwe info moet opgenomen worden
- heractivatie van een geheugen wordt moeilijker als er verschillende geheugens zijn die op elkaar lijken
proactieve inhibitie
vroegere info staat het opslaan van nieuwe info in de weg
vervorming van herinneringen
- geheugenspoor kan vervagen/verdwijnen, maar ook vervormen
- geheugen is vatbaar voor verdraaiingen
- als vragen subtiel worden verwoord kunnen ooggetuigen zich details gaan herinneren die er in werkelijkheid niet waren
- vervormen kan ook door onbewuste overdracht
richting 1 herinnering vervorming
het inbrengen van een betere structurering van het materiaal/info
vb. bij het navertellen van een verhaal waarin bewust vreemde, onlogische dingen werden vermeld laten de proefpersonen deze dingen weg
richting 2 herinnering vervorming
gewoonte
ongekende gegevens worden vervormd tot betekenisvolle, gekende objecten
richting 3 herinnering vervorming
affectieve factoren.
vooroordelen of voorkeur van personen zijn soms ook de oorzaak van vervorming
Sets found in the same folder
Deel 1: Psychologie als wetenschap
47 terms
Deel 3: emoties
22 terms
Deel 4: motivatie
25 terms
Other sets by this creator
Orthopedagogiek: deel 2: tendensen in de orthopeda…
8 terms
Orthopedagogiek deel 1: orthopedagogisch denken &…
43 terms
Doelgroepen 2 hoofdstuk 5: Niet-begeleide minderja…
32 terms
Doelgroepen 2 hoofdstuk 4: personen met dementie.
50 terms