Home
Subjects
Textbook solutions
Create
Study sets, textbooks, questions
Log in
Sign up
Upgrade to remove ads
Only $35.99/year
Deel 3: emoties
STUDY
Flashcards
Learn
Write
Spell
Test
PLAY
Match
Gravity
KdG orthopedagogie 21/22
Terms in this set (22)
emoties
- hebben een duidelijk object
- zijn kort van duur en relatief intens
- brengen een verandering mee in actiebereidheid als gevolg van een bepaalde beoordeling van een situatie
effect van sociale normen op emoties
sociale normen belemmeren of reguleren emotionele gedrag, waardoor actiebereidheid niet altijd leid tot gedrag.
stemming
- algemene affectieve toestand die positief of negatief van aard is en die veel psychische processen en gedragingen kan beïnvloeden
* meestal resultaat van opeenstapeling van gebeurtenissen die ieder op zich te onbelangrijk zijn om emoties op te roepen.
* heeft geen duidelijk object
* is minder heftig dan emoties en gaat niet gepaard met specifieke gedachten en actietendensen
* heeft geen duidelijk begin of einde
* duurt meestal langer
temperament
aangeboren neiging tot bepaalde stemmingen en reactiepatronen op prikkeling.
- lange termijn voorspellingen zijn pas zinvol vanaf een leeftijd van 3 jaar
gevoel
de lichamelijke, affectieve of cognitieve gewaarwording
affect
de subjectieve evaluatie van iets op een positief-negatieve schaal
functies van emoties
1. adaptieve fase
2. sociale, communicatieve fase
3. strategische functie
adaptieve fase (emotie)
prioriteit geven aan gedragingen die onze belangen dienen
vb verlamd stilstaan bij gevaar
sociale communicatieve fase (emotie)
communiceren van emoties heeft nut voor zowel het individu als voor de groep waar het individu deel van uitmaakt
vb. berouw tonen
strategische functie (emoties)
mensen kunnen emoties simuleren of overdrijven om anderen te beïnvloeden
vb. verdriet veinzen
perifere theorie (James en Lange)
volgens deze theorie ontstaat een emotie als reactie op de ervaring of waarneming van autonome lichamelijke veranderingen. de emoties die we ervaren ontstaan doordat we ons bewust zijn van deze lichamelijke veranderingen.
vb. men is droevig omdat men weent
ik zie een spin - spieren spannen op en hart klopt sneller - angst
appraisal theorie (Arnold)
emotie is een gevolg van hoe een persoon de situatie inschat op basis van belangen, ervaringen van de persoon.
nog een stap tussen waarnemen van de situatie en de emotie, namelijk de inschatting.
vb. ik zie spin - ik denk: gruwelijk - spieren spannen op enz - angst
tweefactorentheorie (Schachter en Singer)
- volgens deze theorie volgt er eerst een lichamelijke verandering en vervolgens pas een beoordeling
vb. ik zie spin - spieren spannen op etc - ik denk: gruwelijk - angst
- 3 hypothesen
1. wanneer subject een bepaalde fysiologische toestand ervaart en er geen onmiddellijke verklaring voor heeft zal hij die toestand benoemen in overeenstemming met de situatie waarin hij zich bevindt
2. wanneer subject wel een verklaring heeft dan zal hij die toestand kunnen benoemen zonder zich teveel te steunen op de situationele omstandigheden
3. wanneer in dezelfde situatie de fysiologische opwinding achterwege blijft, zal dit niet leiden tot een emotie
cognivistische visie
de beoordeling op zich heeft voldoende waarde voor het ontstaan van emoties er is geen lichamelijke opwinding nodig
vb. ik zie spin - ik denk: gruwelijk - angst
neurologische visie
2 wegen in het beoordelen van emotie:
1. onbewuste weg via limbisch systeem: emotie geeft een fysieke arousal die niet altijd bewust gecontroleerd wordt. vb mannen en seks
2. bewuste weg via cortex
* capgraswaan: patiënten met deze stoornis herkennen personen bewust, maar voelen hen aan als vreemd. --> cortex wordt geprikkeld, limbisch systeem niet.
affect-priming
een stemming werkt als een prime die maakt dat info die aansluit bij onze stemming makkelijker toegankelijk is in het geheugen dan info dat er niet bij aansluit.
positieve stemming = positievere beoordeling
negatieve stemming = negatievere beoordeling
3 manieren die ertoe leiden dat oordelen over een stimulus congruent zijn met de stemming waarin men verkeert
1. selectieve herinnering
2. selectieve aandacht (stemming stuurt aandacht, info dat aansluit bij stemming krijgt meer aandacht)
3. selectieve encodering (gebruiken vlugger interpretatieschema's die aansluiten bij stemming)
affect en hulpvaardigheid (affect en gedrag)
- in positieve stemming geneigd om sneller iemand te helpen --> alleen wanneer dit stemming kan versterken + social outlook principe
- of we bereid zijn om iemand te helpen in negatieve stemming, hangt af van de interpretatie van de situatie
--> wanneer men zichzelf als slachtoffer ziet zal men niet helpen, wanneer men zich verantwoordelijk acht wel --> schuldgevoel en anderen helpen geeft goed gevoel
stemming en beslissingen (affect en gedrag)
- positieve stemming: minder grondige bewerking van info, maar blijken creatiever op te lossen en flexibeler info te integreren
- negatieve stemming: aandacht meer geconcentreerd, geneigd om alternatieve handelingsplannen over het hoofd te zien
effecten van geanticipeerde emoties
- nadenken over toekomstige gevoelens beïnvloed gedrag
- overschatten van gevoelens - in hoe verre in staat om eigen gevoelens accuraat te voorspellen
* rosy-effect
rosy-effect
voor en na de vakantie schatten mensen hun gevoelens rooskleuriger in dan tijdens de vakantie
ook negatieve gevoelens worden overschat
emotionele geheugen
- pad emotionele geheugen loopt over amygdala
- verdringt alle andere geheugensignalen
- kan ook worden opgewekt door andere geheugens
Sets found in the same folder
Deel 1: Psychologie als wetenschap
47 terms
Deel 2: Leerpsychologie
110 terms
Deel 4: motivatie
25 terms
Other sets by this creator
Orthopedagogiek: deel 2: tendensen in de orthopeda…
8 terms
Orthopedagogiek deel 1: orthopedagogisch denken &…
43 terms
Doelgroepen 2 hoofdstuk 5: Niet-begeleide minderja…
32 terms
Doelgroepen 2 hoofdstuk 4: personen met dementie.
50 terms