Home
Browse
Create
Search
Log in
Sign up
Upgrade to remove ads
Only $2.99/month
Geschiedenis kenmerkende aspecten
STUDY
Flashcards
Learn
Write
Spell
Test
PLAY
Match
Gravity
Terms in this set (16)
Het grootste deel van de geschiedenis leefden mensen als nomaden in de samenleving van jager-
verzamelaars. Ze kwamen aan hun voedsel door te jagen en voedsel te verzamelen in de natuur.
Omdat mensen nog niet konden schrijven is onze kennis over de prehistorie gebaseerd op
ongeschreven bronnen.
De levenswijze van jager-verzamelaars (1a)
De levenswijze van mensen veranderde door de ontwikkeling van de landbouw die voor het eerst
ontstond in het Midden-Oosten omstreeks 10 000 v.C. De overstap van jagen en verzamelen naar
akkerbouw en veeteelt duurde duizenden jaren, maar had zulke grote gevolgen dat gesproken wordt
van de landbouwrevolutie. De landbouwsamenleving ontstond waarin mensen in dorpen leefden. Uit
gevonden graven weten we dat deze eerste boeren geloofden in een hiernamaals.
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen (1b)
In Mesopotamië, langs de vruchtbare oevers van de Eufraat en de Tigris, ontstond de eerste
stedelijke beschaving omstreeks 3500 v.C. Door de gunstige natuurlijke omstandigheden ontstond
een landbouwoverschot, waardoor een deel van de bevolking in steden kon wonen en leven van
nijverheid en handel. Om de bevloeiing van akkers in deze landbouwstedelijke samenleving te
organiseren ontwikkelden leiders zich tot koningen, die met ambtenaren, priesters en soldaten
heersten over een groot gebied. Voor de administratie van het bestuur werd het schrift uitgevonden.
Mensen geloofden in machtige goden die alles bepaalden.
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen (1c)
In de oudheid bestond Griekenland uit onafhankelijke stadstaten met verschillende bestuursvormen,
zoals de monarchie en aristocratie. In de 6e eeuw v.C. ontstond in Athene de eerste democratie,
waarin burgers in een volksvergadering beslisten over het bestuur. Vanaf dezelfde eeuw
ontwikkelden Griekse filosofen een wetenschappelijke manier van denken, waarbij ze alles met hun
verstand probeerden te beredeneren.
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat (2a)
In de 5e en 4e eeuw v.C. ontwikkelden de Grieken hun bouwkunst en beeldhouwkunst tot op hoog
niveau. Na de verovering van Griekenland namen de Romeinen de Griekse vormentaal over en
voegden er eigen elementen aan toe. Deze Grieks-Romeinse mengcultuur wordt klassiek genoemd,
vanwege de latere navolging.
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur (2b)
Met een lange reeks oorlogen breidden Romeinen hun stadstaat uit tot een wereldrijk rondom de
Middellandse Zee. Het Romeinse rijk was strak georganiseerd en stond vanaf de 1e eeuw v.C. onder
leiding van een machtige keizer. In het rijk kwam een welvarende landbouwstedelijke samenleving
tot ontwikkeling. Er was veel handel, ook met gebieden buiten het rijk. In de veroverde gebieden
verspreidden Romeinen de Grieks-Romeinse cultuur (romanisering); er was ook invloed van lokale
culturen op de Romeinse cultuur.
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde (2c)
Ten oosten van de Rijn stuitten de Romeinse legers op weerstand van strijdvaardige Germanen. Voor
de bewaking van de Rijngrens gebruikten Romeinen soldaten van bevriende Germaanse stammen.
Vanaf de 3e eeuw viel het westelijk deel van het Romeinse rijk uiteen. Steeds meer Germanen
drongen het rijk binnen en stichtten daar eigen staten, waarvan sommige duidelijk erfgenaam waren
van de Grieks-Romeinse cultuur, terwijl in andere het Germaanse element dominanter was. In 476
werd de laatste West-Romeinse keizer door Germanen afgezet. Het Oost-Romeinse (Byzantijnse) rijk
bleef bestaan.
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa (2d)
Het jodendom, de oudste monotheïstische godsdienst, kwam in Israël/Palestina tot ontwikkeling.
Nadat de Romeinen het gebied hadden veroverd ontstond uit het jodendom in de 1e eeuw het
christendom, dat over het Romeinse rijk werd verspreid. Omdat christenen weigerden om de
Romeinse keizer als god te vereren werden ze van tijd tot tijd vervolgd. In de 4e eeuw werd het
christendom toegestaan; later werd het de Romeinse staatsgodsdienst. Andere godsdiensten werden
verboden.
De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten (2e)
De rooms-katholieke kerk was in het Romeinse rijk ontstaan. Onder leiding van de paus van Rome
werd het christendom in de vroege middeleeuwen door monniken verspreid in de nog 'heidense'
delen van Europa, vaak in samenwerking met de politieke elite. Het was een geleidelijk proces van
verspreiding van boven af (de elite eerst) en van versmelting van christelijke en Germaanse
gebruiken en ideeën. Overal in Europa werden kerken gebouwd. Monniken versterkten het
christendom vanuit kloosters, waar ze volgens strenge regels leefden.
De verspreiding van het christendom in geheel Europa (3a)
In de 7e eeuw ontstond in Arabië een derde monotheïstische godsdienst, de islam. Voor de
verspreiding van hun godsdienst veroverden Arabische moslims een groot gebied tot aan Noord-
Spanje en India. Er ontstond een Arabisch rijk met een bloeiende cultuur waarin de islam, het
Arabische schrift en de Arabische taal dominant waren. In 750 viel het rijk uiteen, maar de
islamitische wereld bleef een economische en culturele eenheid.
Het ontstaan en de verspreiding van de islam (3b)
Door de ondergang van het West-Romeinse rijk verminderde de bevolking, zakten nijverheid en
handel in en viel de landbouwstedelijke samenleving in West-Europa uit elkaar. In de Germaanse
staten trokken stedelingen naar het platteland waar een landbouwsamenleving ontstond en waar ze
bescherming zochten van lokale machthebbers. Om te zorgen voor wederzijdse zekerheid kwamen
de horigheid en het zelfvoorzienende hofstelsel tot ontwikkeling.
De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een
zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid (3c)
Omstreeks 800 kwam in het Frankische rijk van Karel de Grote het feodale stelsel tot ontplooiing.
Voor het bestuur van hun rijk gebruikten koningen lokale edelen, die als leenheren trouw moesten
zijn aan hun leenheer, de koning. Rijke edelen hadden legertjes met soldaten te voet en ridders met
dure uitrustingen. Vanaf de 9e eeuw bevorderde het leenstelsel de politieke versnippering van West-
Europa.
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur (3d)
Na 1000 herleefde de landbouwstedelijke samenleving in West-Europa. De landbouw ging meer
opbrengen. Er ontstonden duizenden steden waar handelaren en ambachtslieden leefden.
De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-
urbane samenleving (4a)
Steden werden zelfstandiger doordat edelen hun steeds meer rechten verleenden, in ruil voor geld.
Door hun rijkdom en vrijheid hadden de steden een grote aantrekkingskracht op de bewoners van
het platteland. De macht in steden kwam in handen van een elite van rijke kooplieden.
De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden (4b)
In de tijd van steden en staten waren mensen erg gelovig. De kerk had een grote invloed in de
samenleving. Tot in de 14e eeuw beweerde de paus dat vorsten ondergeschikt aan hem moesten
zijn. Vanaf 1075 voerde de paus met de Duitse keizer de Investituurstrijd over de benoeming van
bisschoppen. De paus won, maar kon zijn wil niet opleggen aan alle vorsten.
Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke
macht het primaat behoorde te hebben (4c)
Aan het eind van de 11e eeuw werd Jeruzalem veroverd door een christelijk leger afkomstig uit
West-Europa. In de 12e en 13e eeuw volgden meer kruistochten om gebieden ten oosten van de
Middellandse Zee te veroveren of in christelijke handen te houden. De handel van Europeanen in het
Midden-Oosten, onder meer van specerijen uit Oost Azië, bloeide op. Christelijke legers veroverden
ook het Iberisch schiereiland en grote gebieden in Oost-Europa.
De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de
kruistochten (4d)
OTHER SETS BY THIS CREATOR
Frans examenvocabulaire h20
55 terms
Frans examenvocabulaire h19
55 terms
Frans examenvocabulaire h18
55 terms
Frans examenvocabulaire h17
54 terms