hello quizlet
Home
Subjects
Expert solutions
Create
Study sets, textbooks, questions
Log in
Sign up
Upgrade to remove ads
Only $35.99/year
Morfologie vragen en antwoorden H3
Flashcards
Learn
Test
Match
Flashcards
Learn
Test
Match
Terms in this set (12)
Geef eigen voorbeelden van de volgende overgangen van woordklasse, zowel door suffigering als prefigering
N → V = prefigering: verzanden, bedijken, ontbossen / suffigering: kamperen, standaardiseren A → V = prefigering: verzwakken, bekorten, ontgroenen / suffigering: kleineren, moderniseren V → N = prefigering: gehuil, gelach / suffigering: verpleegster, deksel V → A prefigering: - / suffigering: huilerig, meetbaar (NB: prefigering voor de afleiding van werkwoorden is uitzonderlijk (alleen type gehuil))
Geef zelf een voorbeeld van een categorie-neutraal prefix van het Nederlands.
Een categorie-neutraal prefix van het Nederlands is oer-: oerwoud, oerstom. Ook over-: overdosis, overgelukkig en super-: superbenzine, supersnel.
Obv telwoorden komen nomina op -er voor als tachtiger, tiener en dertiger. Hebben deze nomina, net als denominale -er-afleidingen een 'open semantiek'?
Open semantiek wil zeggen: een ruime categoriale waarde, waarbinnen verschillende specifieke invullingen mogelijk zijn. Tachtiger heeft verschillende betekenissen: iemand die tussen 80 t/m 89 jaar oud is, maar ook: een schrijver die behoort tot de literaire stroming die rond 1880 is ontstaan (vergelijk ook de vijftigers voor de literaire stroming uit de jaren 50 van de vorige eeuw). Ook mogelijk is de betekenis 'iets, bijvoorbeeld wijn uit de jaren 80'.Een tiener is iemand tussen de 10 t/m 19 jaar oud (maar meestal bedoelen we er jonge mensen mee die boven de 10 maar onder de 18 zijn). Dertiger kan betekenen: 'iemand tussen 30 t/m 39 jaar oud, maar het kan ook iemand of iets anders zijn die/dat een relatie heeft met het getal 30, bijvoorbeeld, een wijn uit die jaren, of een rondje schaatsen in 30 seconden. Hoewel de mogelijkheden minder spectaculair zijn dan bij de deverbale nomina op -er, is er dus toch sprake van een zekere ruimte, van open semantiek.
De (conversie)werkwoorden muizen en koppen zijn polyseen. Van Dale geeft meerdere betekenissen. Probeer de polysemie te verantwoorden - hoe komen die werkwoorden daaraan?
Als conversiewerkwoorden hebben muizen en koppen een open semantiek: 'een handeling met muis of kop'. Bij muizen1 gaat het om 'jagen op muizen' , bij muizen2 om 'muizen eten, zoals katten doen', metaforisch; muizen3 is een afleiding van een metaforische betekenis van muis. Bij koppen1 gaat het om 'iets doen met je kop/hoofd', bij koppen2 om een afleiding van kop in de betekenis 'krantenkop' en in koppen3 om de betekenis 'weghalen van de kop van een bloem/plant'. We zien dus dat conversiewerkwoorden polyseem kunnen zijn vanwege hun open semantiek, maar ook doordat eventuele polysemie van het basisnomen wordt meegenomen in het afgeleide werkwoord
Obv welke categorieën basiswoorden komen verkleinwoorden voor? Noem gevallen waarin de betekenis van het verkleinwoord niet (geheel) voorspelbaar is
Verkleinwoorden komen voor: - op basis van nomina: huisje, boompje, beestje, biertje, ijsje - op basis van adjectieven: groentje, brutaaltje, zoutje - op basis van verba: dutje, moetje, weetje - op basis van telwoorden: tientje, vijfje, twintigje - op basis van bijwoorden: extraatje, apartje - op basis van partikels: uitje, ommetje - op basis van voornaamwoorden: ditjes en datjes - op basis van woordgroepen: onderonsje, twaalfuurtje, eigengeldje Verder zijn er nogal wat verkleinwoorden waarnaast geen grondwoord (meer) voorkomt, zoals meisje, sprookje, flensje, akkefietje, of waarnaast geen basiswoord in een corresponderende betekenis voorkomt, zoals roodborstje of nachtkastje.De betekenis van bijvoorbeeld krabbeltje 'kort briefje', mailtje 'e-mailbericht', appje 'berichtje via Whatsapp', bioscoopje (pikken) 'filmvoorstelling' of broekje 'jonge man' is niet (geheel) voorspelbaar.
Hoe moeten we ons de semantiek van diminutieven voorstellen om te begrijpen dat de volgende diminutieven op -ie een liefkozend aspect hebben?
Een centrale functie van diminutieven is het uitdrukken van de kleinheid van iets. Met 'klein' is een positieve betekenis geassocieerd 'lief, leuk'. Dat geldt ook voor het westelijke verkleinwoordsuffix -ie, dat weliswaar niet altijd als beschaafd geldt, maar wel vaak een aspect van vertrouwelijkheid, intimiteit suggereert. In het Engels komen verkortingen voor waaraan -ie/-y is toegevoegd, met een vergelijkbare min of meer affectieve betekenis: sister > sissy, handkerchief > hanky. Vergelijkbaar daarmee: veggie ('vegetariër') en druggie ('drugsgebruiker'). Bij ons worden dergelijke woorden op -ie/-y wel geïnterpreteerd als verkleinwoord, waarna soms een basiswoord ontstaat door weglating: Engels guppy > Nederlands gup.
Wat is de betekenis van Boekestijnje in het volgende citaat? Zijn er andere gevallen van verkleinwoord van een eigennaam, en hebben die dezelfde betekenis?
Aan dit voorbeeld zien we dat ook op basis van eigennamen verkleinwoorden voorkomen. De betekenis is ruim: een handeling zoals verricht door Neigennaam. Andere voorbeeld zijn een Duyvendakje (diverse bronnen uit 2008, naar gedrag van Groen Links Tweede Kamerlid Wijnand Duyvendak, die als kamerlid aftrad nadat bleek dat hij in een vroeger bestaan als klimaatactivist te ver was gegaan), en een klassiek Ruttetje (de Volkskrant 23.09.2016 over Ruttes weigering de uitkomst van het referendum over het Oekraïneverdrag te volgen).Van geheel andere aard zijn gevallen als de Hallemannetjes, of de Stutterheimpjes, verkleinwoorden in het meervoud van familienamen ter aanduiding van meerdere leden van een bepaalde familie, inclusief de kinderen. Vergelijken we: de Stutterheims komen vanavond eten met de Stutterheimpjes, dan blijkt dat de verkleinvorm een affectieve betekenis heeft.
Hoe is de vorming van scheeftrouwen in het volgende citaat te begrijpen - wat betekent het hier
Scheefhuren is 'een woning huren die te goedkoop is in verhouding tot het inkomen'. Dezelfde betekenis zien we ook in scheefwonen. In het citaat wordt dit vergeleken met scheeftrouwen 'goedkoop of zelfs kosteloos voor de wet trouwen zonder financiële noodzaak'. Het zou paradigmatisch gevormd kunnen zijn op basis van scheefhuren, door vervanging, maar ook kan een patroontje (semantisch subschema) aan het ontstaan zijn met uitbreiding van een specifieke betekenis van scheef 'verkeerd, want niet naar verhouding'. Gesignaleerd zijn al: scheefleven 'te goedkoop naar inkomen', scheefrijden 'in te goedkope auto gezien iemands inkomen', scheefleren 'te lage opleiding voor wat je kan'. Scheeftrouwen komt ook voor in de betekenis: 'het trouwen van hoogopgeleide vrouwen of mannen met een lager opgeleide partner'.
Van Dale geeft voor voetbalvrouw twee betekenissen (vrouw van voetballer en vrouwelijke voetbalspeler). Komt er bij de vrouwelijke persoonsnamen op -in vergelijkbare polysemie voor
Er zijn zeker vrouwelijke namen op -in die deze twee betekenissen (kunnen) hebben, zoals boerin, gravin, koningin, maar dat is (woord)geschiedenis. De dubbele mogelijkheid vindt zijn oorsprong in de toenmalige wereld: wie trouwde met een boer werd niet alleen 'vrouw van', maar stond hem ook in dat beroep terzijde, en de vrouw van een graaf deelde met hem die waardigheid. Dat ligt bij voetbalvrouw anders. Andere namen op -in hebben uitsluitend de betekenis 'vrouwelijke X': cheffin, heldin.
Bekijk de afleidingen op -ing in de drie volgende zinnen. A) wt zijn de drie betekenissen? = compositionele betekenissen obv het werkwoord en de afleiding daarvan op ing.
Bij verpleging gaat het om een collectieve agens (de gezamenlijke groep mensen die verplegen), bij woning om een locatief (de plaats waar je kunt wonen) en bij tekening om een resultaat (van de handeling tekenen). Afleidingen op -ing van werkwoorden zijn handelingsnamen (nomina actionis). Deze categorie is polyseem.
Hoe kunnen we verantwoorden dat leden van één morfologische categorie zulke verschillende betekenissen hebben? Welk semantisch mechanisme speelt een rol?
Het is een radiale morfologische categorie: vanuit het begrip 'handeling' zijn tal van metonymische uitbreidingen mogelijk, namen voor zaken die in enig verband met een handeling staan. Individuele leden van zo'n categorie kunnen in betekenis dus erg van elkaar verschillen; ook kunnen ze meer dan een betekenis hebben (bijvoorbeeld in de verpleging werken 'de sector van verpleegzorg').
Het deverbale nomen trekker heeft verschillende betekenissen. Welke zijn dat en hoe hangen die onderling samen?
Het deverbale nomen trekker heeft onder andere de betekenissen 'persoon die iets trekt' (al dan niet letterlijk, met trekkracht, vergelijk met aandachttrekker, lijsttrekker of bijstandstrekker; het kan ook een dier zijn: nachttrekker, of een zaak: publiekstrekker). Maar ook een 'zaak die iets trekt' (riftrekker 'soort zeildoek') of een instrument waarmee je iets kunt trekken (kurkentrekker, nietjestrekker). Afleidingen op -er van werkwoorden zijn vaak namen voor handelende personen (nomina agentis), maar kunnen ook handelende zaken uitdrukken, en instrumenten. Deze polysemie is te verantwoorden als de metaforische uitbreiding van de agensbetekenis. Er zijn ook woorden die meer dan een betekenis hebben, bijvoorbeeld ijzerdraadtrekker is zowel 'werktuig om ijzerdraad te trekken' als 'persoon die ijzerdraad trekt.
Sets found in the same folder
Termen morfologie
110 terms
Morfologie vragen en antwoorden H1
12 terms
Morfologie vragen en antwoorden H2
14 terms
Morfologie vragen en antwoorden H4
16 terms
Other sets by this creator
Bijbel en Klassieken belangrijke termen
124 terms
Fonologie vmedeklinkertermen
27 terms
Algemene termen/vragen Bijbel en Klassieken
29 terms
Bijbel en Klassieken: Claes
37 terms