Morfologie vragen en antwoorden H4

Welke twee soorten flexie hebben we onderscheiden? Toelichten en voorbeeld
Click the card to flip 👆
1 / 16
Terms in this set (16)
Contextuele flexie, die wordt bepaald door de context, zoals getal bij het werkwoord wordt afgedwongen door congruentie met de persoonsvorm; en inherente flexie, waarbij de keuze bepaald wordt door de spreker, bijvoorbeeld voor de stellende, vergrotende of overtreffende trap van een adjectief. Ook dit tweede type flexie is verplicht, de spreker moet een van de mogelijkheden kiezen.
sinaasappelen afwijkend, oudere vorm naast sinaasappels families afwijkend, leenwoord, vroeger ook familiën gemeenten volgens systematiek, ook gemeentes komt voor, bij woorden op schwa leidt zowel -en als -s tot trochee passagiers afwijkend, leenwoord lyceums leenwoord, maar volgens systematiek; ook lycea komt voor films leenwoord heiligdommen volgens systematiek, nevenklemtoon op -dom professoren volgens systematiek, nevenvorm met lange klinker, naast professors met korte klinker scholieren volgens systematiek (maar zie vraag 3)
De afwijkende meervoudsvorm is kruidenieren, dat kruideniers zou moeten zijn: woorden op het suffix -ier hebben, met uitzondering van scholier een meervoud op -s. Merk op dat de eerste vorm niet onregelmatig is, gezien de hoofdklemtoon op de slotlettergreep. Door de -en-vorm te kiezen, krijgt het woord kruidenieren een wat deftiger imago (vergelijk handelaars - handelaren), en past het - op ironische wijze - in het rijtje van 'deftige' beroepen als dichter en predikant. De tegenstelling met het beroep van werkster wordt daardoor ook gerelativeerd.
Welke van de volgende woorden zijn te beschouwen als pluralia tantum?Lurven en chemicaliën. De andere woorden komen alle ook in het enkelvoud voort. De meeste ervan zijn alleen opmerkelijk omdat de meervoudsvorm een speciale betekenis heeft (kringen, inkomsten, centjes, goederen). De woorden longen en spataderen komen meestal in het meervoud voor om taalexterne redenen, maar long en spatader kunnen ook. Zemel heeft in het enkelvoud vooral de betekenis 'zeurpiet', voor de betekenis 'vlies van graankorrel' wordt doorgaans het meervoud gebruikt.De volgende voltooid deelwoorden hebben een regelmatige vorm. Toch moeten ze worden opgeslagen in het lexicon. Waarom?Het zijn voltooid deelwoorden die adjectivisch gebruikt worden in een gespecialiseerde betekenis., en sommige (gerechtigd, gepikeerd) hebben bovendien ook geen basiswerkwoord.Hoe kan verklaard worden dat de zin Het meisje raapte haar pop op, waarin het vrouwelijk bezittelijk voornaamwoord haar gebruikt wordt, grammaticaal is, hoewel meisje een onzijdig woord is?Er is een verschil tussen grammaticaal geslacht (genus) en biologisch geslacht. Net als andere nominaliserende suffixen bepaalt het suffix -tje het grammaticaal geslacht: alle diminutieven zijn neutra. Meisje is weliswaar niet systematisch geleed, maar wel vormelijk: het suffix -je is er wel in aanwezig, zoals onder andere blijkt uit de onmogelijkheid van *meisjetje. De keuze van het bezittelijk voornaamwoord haar wordt dus niet bepaald door het grammaticaal geslacht, maar door het biologisch geslacht.Bedenk zelf een voorbeeld van een klasse ongelede Nederlandse woorden waarvan het genus voorspeld kan worden op grond van de klankvorm.Een voorbeeld is dat alle woorden op -um het lidwoord het krijgen: museum, centrum, parfum, conservatorium, universum, lyceum, album, stadium, enz.Waarom zouden de volgende adjectieven geen verbogen vorm op schwa hebben in attributieve zin:Sexy en mica krijgen, net als andere adjectieven die eindigen op een lange vocaal of een schwa nooit een -e: lila, albino, kaki, trendy, oranje; voor mica geldt bovendien dat het een stofnaam is, en stofadjectieven, meestal op -en (gouden, platina, houten) krijgen geen verbogen vorm, waarmee een opeenvolging van twee onbeklemtoonde lettergrepen wordt vermeden. Bij aluminium en uitvoeriger wordt zo een opeenvolging van meer dan twee onbeklemtoonde lettergrepen vermeden. Rechter komt vrijwel alleen in samenstellingen (rechterhand, rechterschoen etc.) voor.Het voltooid deelwoord van het werkwoord schaterlachen is geschaterlacht, en niet geschaterlachen, hoewel lachen als voltooid deelwoord de sterke vorm gelachen heeft. Hoe kan dit verklaard worden?De vorming van voltooid deelwoorden op -en, al dan niet met klinkerwisseling (gebleven, gelachen) is niet meer productief: nieuwe werkwoorden krijgen altijd een voltooid deelwoord van de vorm ge-stam-D. Het werkwoord schaterlachen is later gevormd door conversie van de nominale samenstelling schaterlach, en heeft dus een regelmatig voltooid deelwoord