Upgrade to remove ads
Only $35.99/year

Vocabulaire voor presentaties 3e klas.

Terms in this set (379)

Bonjour, madame!
Hallo mevrouw!
Comment allez-vous? / Comment vas-tu?
Hoe gaat het met u/jou?
Je vais bien, merci.
Ik maak het goed, dank u.
Je m'appelle
Ik heet
Je suis né(e) le dix-sept septembre deux mille cinq
Ik ben geboren op 17 september 2005
J'ai quatorze ans
Ik ben 14 jaar
J'habite à Nieuwegein, aux Pays-Bas
Ik woon in Nieuwegein, in Nederland
J'habite dans une rue calme/bruyant
Ik woon in een rustige/lawaaierige straat
J'habite avec mes parents
Ik woon samen met mijn ouders
J'ai trois soeurs.
Ik heb drie zussen.
Ma soeur s'appelle Claire
Mijn zus heet Claire
Elle est gentille
Zij is aardig
Mon père s'appelle Jean
Mijn vader heet Jan
Mon frère? Il est très sportif.
Mijn broer? Hij is erg sportief.
Elle a quinze ans
Zij is vijftien jaar oud
Ma mère, elle a cinquante-deux ans
Mijn moeder, zij is 52 jaar (oud)
Mon appartement est petit
Mijn appartement is klein
Ma maison est grande
Mijn huis is groot
J'habite au sixième (étage)
Ik woon op de 6e verdieping
Nous avons un beau jardin
We hebben een mooie tuin
Je suis en troisième
Ik zit in de derde klas
Ma matière préférée, c'est .... car ...
Mijn lievelingsvak is ...,omdat....(want)
La matière que je détèste/j'aime est ...., parceque...
Het vak dat ik stom/leuk vind is ...., omdat....
la géographie
aardrijkskunde
les mathematiques, les maths
wiskunde
les langues étrangères
de vreemde talen
les arts
beeldende vorming
la chimie
scheikunde
Mon passe-temps préféré c'est jouer aux jeux vidéo
In mijn vrije tijd speel ik het liefst games
Mon sport préféré est jouer au foot/hockey
mijn lievelingssport is voetballen/hockey spelen
Mes dernières vacances je suis allé(e) en/au/aux
Mijn laatste vakantie ben ik naar...gegaan
Le week-end dernier j'ai fait...
Afgelopen weekend heb ik ...gedaan
J'adore aller à la plage, pendant les vacances.
Ik ben gek op het strand, tijdens de vakantie.
J'ai nagé dans la mer
ik heb in de zee gezwommen
j'ai fait du shopping avec mes amis
Ik heb geshopt met mijn vrienden
C'était sympa/nul
Het was aardig/niks
Ma série préférée est 'Les choses plus étranges'
Mijn lievelingsserie is 'Stranger Things'
parce que/car c'est exitant
omdat het spannend is
J'aime le sushi, car le poisson est bon
Ik houd van sushi, want vis is lekker
Je détèste la pizza, parce que je n'aime pas les tomates
Ik haat pizza, want ik houd niet van tomaten
Je suis fan de BTS, parce qu'ils chantent bien
Ik ben fan van BTS, want ze kunnen goed zingen
J'aime les chiens, parce qu'ils sont gentils
Ik houd van honden, want ze zijn aardig
Merci pour votre attention, au revoir!
Dank voor uw aandacht, doei! (dag!)
Hobby's, vrije tijd, sport
Les loisirs, passe-temps, sports
In mijn vrije tijd doe ik...
Dans mes loisirs, je...
Mijn lievelings hobby is
Mon passe-temps préféré / ma passion est
Omdat ik sportief ben
Car/parce que je suis sportif/sportive
Ik zit op voetbal/hockey/tennis
Je joue au foot/hockey/tennis
Ik speel piano/gitaar/drums
Je joue du piano/ de la gitare/ de la batterie
Ik doe aan zwemmen/kickboksen/ wandelingen
Je fais de la natation/ du kickbox/des randonées
Ik heb een training
Je m'entraîne
Twee keer per week
Deux fois par semaine
Sinds ik 10 jaar ben
Depuis l'âge de 10 ans
Mijn dagelijkse ritme
La routine quotidienne
Elke ochtend
tous les matins
Ik sta om/rond zeven uur op
Je me lève à/vers sept heures
Daarna ga ik douchen
Après je prends ma douche
Ik kleed vervolgens mij aan
Ensuite je m'habille
En ik neem mijn ontbijt
Et/puis je prends le petit-déjeuner
Ik ga op de fiets naar school
Je pars en vélo à l'école
Ik heb les tot drie uur
J'ai cours jusqu'à quize heures
Ik maak huiswerk tot vijf uur
Je fais mes devoirs jusqu'à dix-sept heures
's avonds moet ik werken
Le soir je dois travailler
We eten elke avond met de familiie
On dîne tous les soirs en famille
Mijn lievelingsgerecht is .., want...
Mon plat préféré est le/la/les, car...
Ik ga rond tien uur slapen
Je me couche vers vingt-deux heures.
se réveiller
wakker worden
se lever
opstaan
se baigner
in bad gaan
se doucher
douchen
s'habiller
zich aankleden
prendre le petit déjeuner
ontbijten
se laver
zich wassen
se brosser les dents
tanden poetsen
se peigner
kammen
se coiffer
kammen
se maquiller
zich opmaken
se rasser
zich scheren
se secher les cheveux
je haar drogen
aller à l'école
naar school gaan
aller au travail
naar je werk gaan
aller au bureau
naar je werk gaan
faire les coures
boodschappen doen
rentrer à la maison
thuiskomen
déjeuner
lunchen
faire les devoirs
huiswerk maken
lire
lezen
écouter de la musique
muziek luisteren
jouer à des jeux vidéo
spelletjes spelen
surfer sur internet
op het internet surfen
promener le chien
de hond uitlaten
dîner
avondeten nemen
regarder la télé
naar de tv kijken
se coucher
slapen
Aujourd'hui je vais parler de mon école
Vandaag ga ik over mijn school vertellen
Je vais au Cals college
Ik zit op het Cals College
Schoolzaken
Les affaires d'école
De docent
La / le prof
De leerling
L'élève
De vakken
Les matières
De boeken
Les livres
De (online) les
Le cours (en ligne)
De computer
L'ordi(nateur)
De pauze
La pause/ la récré
Het lokaal
La salle de classe
Het rooster
L'emploi du temps
Het huiswerk
Les devoirs
Onderbouw/Bovenbouw
Collège/ Lycée
Schooltijden
Le temps à l'école
School begint op maandag
École commence le lundi
Het is 8:30 uur
Il est huit heures et demi (du matin)
Ik heb les tot 14:15 uur
J'ai cours jusqu'à quatorze heures et quart
De les begint om 12:00 uur
Le cours commence à midi
Ik ben om 24:00 gaan slapen
Je me suis couché à minuit
Hoe laat is het?
Quelle heure est-il?
Het is al laat / nog vroeg
Il est déjà tard / encore tôt
Dat begint om 14:55 uur
Cela commence à trois heures moins 5 (...)
Wat doe je vanmiddag ?
Qu'est-ce que tu fais cette après-midi ?
(over)morgen
(après) demain
(eer)gister
(avant) hier
C'est une école de havo et vwo
Het is een havo en vwo school
Il y a (environ) deux mille deux cent élèves
Er zijn (ongeveer) tweeëntwintighonderd leerlingen
Alors c'est une grande école
Het is dus een grote school
Je suis en quatrième, en classe V3Z
Ik zit in de vierde, in klas V3Z
Ma classe est petite, avec 20 élèves
Mijn klas is klein
Ma classe est sympa/stupide
Mijn klas is leuk/stom
,car on rigole beaucoup ensemble
,omdat we veel lachen samen
Mon meilleurs copains sont aussi dans ma classe
Mijn beste vrienden zitten ook in de klas
Ma matière préférée est le français/ la gym/ l'histoire
Mijn lievelingsvak is frans/gym/ geschiedenis
Le sujet que je préfére le plus est la musique
Het vak dat ik het leukste vind is muziek
, parce que j'aime chanter
, omdat ik van zingen houd
Je n'aime pas les cours de mathematique/physique/anglais
Ik houd niet van de wiskunde/scheikunde/engelse les
, car je n'aime pas lire
, omdat ik niet van lezen houd
Mon prof de française est gentille et rigolo
Mijn docent frans is aardig en grappig
J'habite près/(très) loin/pas loin d'école
Ik woon dichtbij/(erg)ver/niet ver van school
Je vais à l'école par vélo/pieds/voiture/bus
Ik ga naar school met de fiets/te voet/auto/bus
J'ai beaucoup/un peu de devoirs
Ik heb een veel/een beetje huiswerk
Je vais mes devoirs l'après-midi vers 4 heures
Ik maak mijn huiswerk 's middags rond 4 uur
Je vais mes devoirs dans ma chambre (avec un ami(e))
Ik maak mijn huiswerk op mijn kamer (samen met een vriend(in))
Les loisirs, passe-temps, sports
Hobby's, vrije tijd, sport
Un match à onze heures
Een wedstrijd om 11 uur
J'ai gagné/perdu
Ik heb gewonnen/verloren
faire du vélo
Fietsen
lire un livre
Een boek lezen
faire de la musique
Muziek maken
jouer au jeux vidéo entre amis
Gamen met vrienden
regarder les réseaux sociaux
Op social media
Faire du shopping avec ma soeur
Met mijn zus gaan shoppen
se balader en forêt
In het bos wandelen
avec le chien
Met de hond
Le week-end dernier
Afgelopen weekend
J'ai fait la grasse-matinée
Ik heb uitgeslapen
Prendre le petit-déj
Ontbijten
à la maison
Thuis
faire mes devoirs
Mijn huiswerk maken
à treize heures/ une heure l'après-midi
Om 1 uur 's middags
regarder un film avec la famille
Film kijken met de familie
faire la cuisine
Koken
commender des pizzas
Pizza bestellen
visiter mes grands-parents
Mijn grootouders bezoeken
sortir avec des amis
Met vrienden hangen
Le week-end prochain
Volgend weekend
Je vais me lever de tôt
Ga ik vroeg opstaan
Je vais prendre un petit-déj saine
Ga ik gezond ontbijten
Je vais dehors
Ga ik naar buiten
Je vais me coucher à temps/tôt
Ga ik op tijd naar bed
Je vais apprendre à cuisiner
Ga ik leren koken
Je vais au cinéma avec Marie
Ga ik met Marie naar de bios
Il va pleuvoir
Gaat het regenen
Il va faire beau
Wordt het goed weer
On va courir
Gaan we hardlopen
On va faire les cours
Gaan we boodschappen doen
La famille
Familie
Le père / la mère
De vader / moeder
La soeur / le frère
De zus / de broer
Le cousin / la cousine
De neef / de nicht
L'oncle / la tante
De oom / de tante
Le grand-père / papi / pépé
De opa
La grand-mère / mamie / mémé
De oma
Paternel
Aan vaders kant
Maternel
Aan moeders kant
Aîné / cadet
Oudste / jongste
Mes parents sont divorcés
Mijn ouders zijn gescheiden
Les ami(e)s
Vrienden
l'amitié
De vriendschap
mon meilleur ami/ ma meilleure amie
Mijn beste vriend(in)
une bande de copains/ copines
Vriendengroep
J'ai beaucoup/ Je n'ai pas beacoup d'amis
Ik heb veel/weinig vrienden
Je les vois tous les jours
Ik zie ze elke dag
mes potes
Mijn vrienden (spreektaal)
J'ai un petit ami/ une petite amie
Ik heb een vriendje/vriendinnetje
Je suis amoureux/ amoureuse
Ik ben verliefd
Il a un bon sens de l'humour
Hij heeft gevoel voor humor
Elle est marrante
Zij is grappig
On sort souvent ensemble
We gaan vaak uit
Les descriptions
Beschrijvingen
Sympa / gentil / gentille
Aardig
Je suis travailleur / travailleuse
Ik ben een harde werker
Jeune / vieux
Oud / jong
Joyeux
Vrolijk / blij
Je suis de taille moyenne
Ik heb een gemiddelde lengte
Gros / mince
Dik / slank
Très / trop / assez
Heel erg / te / nogal
J'ai les cheveux raides / bouclés
Ik heb steil / krullend haar
Je porte des lunettes / lentilles
Ik draag een bril / lenzen
Il est mignon
Hij is schattig
Il/ Elle est paresseux/ennuyeuse
Hij/zij is lui/ vervelend
Je suis plus/moins/aussi grand(e) (que)
Ik ben groter/kleiner/even groot
Ensemble, on fait du sport/ shopping.
Samen, doen we aan sport/shoppen
On s'appelle beaucoup.
We bellen veel.
On aime jouer au jeux vidéo ensemble.
We gamen graag samen.
On se voit tout les jours/après-midis/semaines.
We zien elkaar elke dag/middag/week.
Vandaag ga ik over mijn school vertellen
Aujourd'hui je vais parler de mon école
Ik zit op het Cals College
Je vais au Cals college
Les affaires d'école
Schoolzaken
La / le prof
De docent
L'élève
De leerling
Les matières
De vakken
Les livres
De boeken
Le cours (en ligne)
De (online) les
L'ordi(nateur)
De computer
La pause/ la récré
De pauze
La salle de classe
Het lokaal
L'emploi du temps
Het rooster
Les devoirs
Het huiswerk
Collège/ Lycée
Onderbouw/Bovenbouw
Le temps à l'école
Schooltijden
École commence le lundi
School begint op maandag
Il est huit heures et demi (du matin)
Het is 8:30 uur
J'ai cours jusqu'à quatorze heures et quart
Ik heb les tot 14:15 uur
Le cours commence à midi
De les begint om 12:00 uur
Je me suis couché à minuit
Ik ben om 24:00 gaan slapen
Quelle heure est-il?
Hoe laat is het?
Il est déjà tard / encore tôt
Het is al laat / nog vroeg
Cela commence à trois heures moins 5 (...)
Dat begint om 14:55 uur
Qu'est-ce que tu fais cette après-midi ?
Wat doe je vanmiddag ?
(après) demain
(over)morgen
(avant) hier
(eer)gister
Het is een havo en vwo school
C'est une école de havo et vwo
Er zijn (ongeveer) tweeëntwintighonderd leerlingen
Il y a (environ) deux mille deux cent élèves
Het is dus een grote school
Alors c'est une grande école
Ik zit in de vierde, in klas V3Z
Je suis en quatrième, en classe V3Z
Mijn klas is klein
Ma classe est petite, avec 20 élèves
Mijn klas is leuk/stom
Ma classe est sympa/stupide
,omdat we veel lachen samen
,car on rigole beaucoup ensemble
Mijn beste vrienden zitten ook in de klas
Mon meilleurs copains sont aussi dans ma classe
Mijn lievelingsvak is frans/gym/ geschiedenis
Ma matière préférée est le français/ la gym/ l'histoire
Het vak dat ik het leukste vind is muziek
Le sujet que je préfére le plus est la musique
, omdat ik van zingen houd
, parce que j'aime chanter
Ik houd niet van de wiskunde/scheikunde/engelse les
Je n'aime pas les cours de mathematique/physique/anglais
, omdat ik niet van lezen houd
, car je n'aime pas lire
Mijn docent frans is aardig en grappig
Mon prof de française est gentille et rigolo
Ik woon dichtbij/(erg)ver/niet ver van school
J'habite près/(très) loin/pas loin d'école
Ik ga naar school met de fiets/te voet/auto/bus
Je vais à l'école par vélo/pieds/voiture/bus
Ik heb een veel/een beetje huiswerk
J'ai beaucoup/un peu de devoirs
Ik maak mijn huiswerk 's middags rond 4 uur
Je vais mes devoirs l'après-midi vers 4 heures
Ik maak mijn huiswerk op mijn kamer (samen met een vriend(in))
Je vais mes devoirs dans ma chambre (avec un ami(e))
Kun je voorstellen?
Tu peux te présenter?
Hoe heet je?
Comment tu t'appelles?
Ik heet Jordi.
Je m'appelle Jordi
Hoe oud ben je?
Tu as quel âge?
Ik ben 13 jaar.
J'ai 13 ans.
Wanneer ben je jarig?
C'est quand, ton anniversaire?
Mijn verjaardag is op 14 februari.
Mon anniversaire, c'est le 14 février.
Ben je Engels?
Tu es anglais(e)?
Nee, ik ben Nederlands.
Non, je suis hollandais(e).
Heb je een mobiele telefoon?
Tu as un portable?
Natuurlijk, ik heb een mobiele telefoon!
Bien sûr, j'ai un portable!
Dat is 06 09 10 16 03.
C'est le 06 09 10 16 03.
Hoe oud word jij?
Tu vas avoir quel âge?
Ik word dertien jaar in augustus.
Je vais avoir treize ans en août.
Woon jij in de stad?
Tu habites en ville?
Nee, ik woon op het platteland.
Non, j'habite à la campagne.
Waar woon je?
Tu habites ou?
4 Ik woon in Montpellier.
J'habite à Montpellier.
Heb je huisdieren?
Tu as des animaux domestiques?
Ja, ik heb een hond en een kat.
Oui, j'ai un chien et un chat.
Waar is je slaapkamer?
Où est ta chambre?
Mijn kamer is op de begane grond.
Ma chambre est au rez-de-chaussée.
Hoe is je slaapkamer?
Comment est ta chambre?
Mijn kamer is klein.
Ma chambre est petite.
Heb jij een computer in je slaapkamer?
Tu as un ordinateur dans ta chambre?
Nee, ik heb een televisie in mijn kamer.
Non, j'ai une télé(vision) dans ma chambre.
Wat is je lievelingskleur?
Quelle est ta couleur préférée?
Het is rood.
C'est le rouge.
Persoonlijke gegevens
Les coordonnées
Ik heet ..
Je m'appelle
Voornaam / achternaam
Le prénom / le nom (de famille)
Ik woon in ...
J'habite à (Nieuwegein)
Het (huis)nummer
Le numéro
Mijn telefoonnummer is ...
Mon numéro de téléphone est le ...
Leeftijd / Ik ben ... jaar
Âge / J'ai ... ans
Mijn verjaardag is op ...
Mon anniversaire est le ...
Minderjarig
Mineur
De postcode
Le code postal
Een tiener
Un ado(lescent)
Hobby's, vrije tijd, sport
Les loisirs, passe-temps, sports
In mijn vrije tijd doe ik...
Dans mes loisirs, je...
Mijn lievelings hobby is
Mon passe-temps préféré / ma passion est
Omdat ik sportief ben
Car/parce que je suis sportif/sportive
Ik zit op voetbal/hockey/tennis
Je joue au foot/hockey/tennis
Ik speel piano/gitaar/drums
Je joue du piano/ de la gitare/ de la batterie
Ik doe aan zwemmen/kickboksen/ wandelingen
Je fais de la natation/ du kickbox/des randonées
Ik heb een training
Je m'entraîne
Twee keer per week
Deux fois par semaine
Sinds ik 10 jaar ben
Depuis l'âge de 10 ans
Mijn dagelijkse ritme
La routine quotidienne
Elke ochtend
tous les matins
Ik sta om/rond zeven uur op
Je me lève à/vers sept heures
Daarna ga ik douchen
Après je prends ma douche
Ik kleed vervolgens mij aan
Ensuite je m'habille
En ik neem mijn ontbijt
Et/puis je prends le petit-déjeuner
Ik ga op de fiets naar school
Je pars en vélo à l'école
Ik heb les tot drie uur
J'ai cours jusqu'à quize heures
Ik maak huiswerk tot vijf uur
Je fais mes devoirs jusqu'à dix-sept heures
's avonds moet ik werken
Le soir je dois travailler
We eten elke avond met de familiie
On dîne tous les soirs en famille
Mijn lievelingsgerecht is .., want...
Mon plat préféré est le/la/les, car...
Ik ga rond tien uur slapen
Je me couche vers vingt-deux heures.
Salutations
Groeten
Bonjour/ Salut,
Hallo,
Comment ça va/ Ça va bien ?
Hoe gaat het ?
Réponds-moi vite
Antwoord mij snel
À bientôt
Tot snel
Au revoir/Salut,
Doei,
Se présenter
Zich voorstellen
Moi, ça va bien/ Je vais mal
Met mij gaat het goed/slecht
J'ai aussi envie de venir
Ik heb ook zin om te langs te komen
Ça me plaît de venir
Het doet mij plezier langs te komen
J'ai hâte que tu viens
Ik kan niet wachten tot je langskomt
Je m'appelle ....et j'ai ....ans
Ik heet ..... en ik ben ....jaar oud
J'habite à .....aux Pays-Bas
Ik woon in ....., in Nederland
Je suis néerlandais(e)/marocain(e)
Ik ben Nederlands(e)/ Marokaans(e)
Je vis avec ma famille
Ik woon met mijn familie
Dans une maison/ appartement
In een huis/appartement
Ma maison est grande
Mijn huis is groot
Nous avons quatre chambres
We hebben vier kamers
Ma chambre est petite
Mijn kamer is klein
J'ai seulement un lit, un bureau et un placard
Ik heb alleen een bed, een bureau en een kast
Dans ma famille, nous sommes quatre
In mijn familie zijn we met z'n vieren
Ma mère s'appelle ... et elle a ...ans
Mijn moeder heet ...en zij is ...jaar oud
Ma mère a les cheveux bruns et elle est gentille
Mijn moeder heeft bruine haren en is lief
Mon père s'appelle ... et il a ...ans
Mijn vader heet ...en hij is ... jaar oud
Mon père est chauve et il a les yeux bleus
Mijn vader is kaal en heeft blauwe ogen
Mon grand frère est sympa/ pénible
Mijn grote broer is aardig / vervelend
Ma petite soeur est jolie/ennuyeuse
Mijn kleine zus is leuk/ irritant
Mes parents sont divorcés
Mijn ouders zijn gescheiden
Je vais au Cals College, à Nieuwegein
Ik ga naar Cals College in Nieuwegein
Je suis en cinqième/ quatrième
Ik zit in de vijfde(2e NL)/ vierde (3e NL)
Hier, j'ai eu les cours de maths, du français.
Gister had ik wiskunde les en frans.
Puis, j'ai eu un test de physique et de la gym.
Verder had ik een scheikunde toets en gym
J'aime la gym, car je suis sportif/sportive
Ik hou van gym, omdat ik sportief ben
Je déteste les maths,
Ik houd niet van wiskunde
Parce que je n'aime pas les chiffres
Omdat ik niet van cijfers houd
Passe-temps
Vrije tijd
L'après-midi, j'ai vu mes ami(e)s
's Middags heb ik mijn vrienden gezien
J'ai fait du shopping/ sport
Ik ben gaan shoppen/ sporten
J'ai fait mes devoirs
Ik heb huiswerk gemaakt
Le soir, j'avais un entraînement
's Avonds, had ik training
De plus, j'ai regardé la télé/Netflix
Verder heb ik tv/Netflix gekeken
Dans mon temps libre j'aime
In mijn vrije tijd houd ik ervan
Jouer au foot/basket/tennis/hockey
Voetbal/basketball/tennis/hockey spelen
Jouer de la guitare/du piano/des instruments
Gitaar/piano/instrumenten spelen
Faire du kickboks/ de la voile/ des randonées
Aan kickboksen/zeilen/wandelen doen
Préférences
Voorkeuren
Mes loisirs préférés sont
Mijn lievelings vrijetijdsbestedingen zijn
Dessiner/chanter/écouter de la musique
Tekenen/zingen/muziek luisteren
Jouer au jeux vidéo
Gamen
C'était chouette/nul
Het was leuk/stom
Ma série préférée est Lupin
Mijn lievelingsserie is Lupin
Car j'aime les séries d'actions
Omdat ik van actieseries houd
Comme plat, j'adore le sushi/le pizza/les pâtes
Als gerecht, ben ik gek op sushi/pizza/ pasta
Parce que j'aime le poisson/fromage
Omdat ik gek ben op vis/ kaas
Questions
Vragen
Tu as ....des frères ou sœurs ?
Heb je.... broers of zussen?
As-tu ....un animal domestique ?
Heb je.... een huisdier ?
Est-ce que tu as ....une grande chambre ?
Heb je ....een grote kamer?
Comment est ....ta maison/ton école?
Hoe is .....jouw huis/ jouw school?
Quel est ..... ton sujet préféré/ ta tenue préférée
Wat is .....je lievelingsvak/ je lievelingsoutfit ?
Other sets by this creator